Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0286/GA, 4 mei 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/286/GA

betreft: [klager] datum: 4 mei 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 januari 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Middelburg in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof op 11 december 2015.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De reclassering heeft namens klager een verzoek ingediend voor incidenteel verlof voor een intakegesprek op 11 december 2015 bij een potentiële werkgever, Schroeder van der Kolk. Op 4 december 2015 heeft de raadsvrouw gecheckt bij de afdeling D&R of
het
verzoek in behandeling was genomen en werd haar verzekerd dat op 7 december 2015 een beslissing op het verzoek zou worden genomen. Op laatstgenoemde datum vernam klager dat de casemanager de door de reclassering gemaakte afspraak met Schroeder van der
Kolk had afgezegd. Tegen klager is gezegd dat hij in december 2015 of januari 2016 maar zijn algemeen verlof zou moeten gebruiken om een intakegesprek te voeren. Op dat moment was bekend dat klager op zijn vroegst algemeen verlof zou kunnen krijgen
voor
de kerstdagen, dus vanaf 24 december 2015. Dit roept de vraag op of klager op die datum of met kerst wel een intakegesprek bij de potentiële werkgever had kunnen voeren. Niet vol te houden is dat er geen sprake zou zijn van een door klager ingediend
verzoek om incidenteel verlof. Zowel door de reclassering als door de raadsvrouw is hier expliciet om gevraagd. Bestreden wordt dat klager niet aan de voorwaarden voor incidenteel verlof zou voldoen. Het intakegesprek was essentieel voor het
penitentiair programma (p.p.) als voorgesteld door de reclassering. Door de beklagcommissie is verwezen naar artikel 21, derde lid, Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, hierna: de Regeling. Er was geen sprake van dat klager binnen een maand
na
7 december 2015 verlof zou worden toegekend en het beoogde intakegesprek tijdens dit verlof zou kunnen worden gevoerd. Het was op 7 december 2015 nog niet duidelijk of klager algemeen verlof zou krijgen vanaf 24 december 2015. Van regimair verlof in
december 2015 was ook nog geen sprake. Er was in het MDO nog niet over detentiefasering van klager besloten. Ten tijde van het indienen van het beroep was nog geen detentiefasering aangevraagd of daartoe geadviseerd door de p.i. De beklagcommissie
geeft
een onjuiste interpretatie van artikel 21, derde lid, van de Regeling. Nu klager feitelijk niet in de gelegenheid is geweest de inrichting te verlaten binnen een maand na 7 december 2015 en op dat moment er ook nog geen concreet zicht bestond op
algemeen of regimair verlof had het verzoek niet op deze grond mogen worden afgewezen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraf en is sinds 1 april 2016 in een penitentiair programma (p.p.) geplaatst. De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 5 juli 2016.

De beroepscommissie acht gelet op de stukken voldoende aannemelijk geworden dat namens klager door de reclassering en zijn raadsvrouw een verzoek is gedaan tot het verlenen van incidenteel verlof voor een intakegesprek met een potentiële werkgever of
begeleider op 11 december 2015 en dat door het afzeggen van de afspraak door klagers casemanager het verzoek op 7 december 2015 impliciet is afgewezen.

Door de directeur is in de reactie op het beklag gesteld dat klager niet in aanmerking komt voor incidenteel verlof omdat uit artikel 21, derde lid, van de Regeling volgt dat incidenteel verlof niet wordt verleend indien de gedetineerde binnen een
maand
na de beoogde verlofdatum in aanmerking komt voor invrijheidstelling of regimes verbonden verlof of algemeen verlof en het beoogde bezoek in dat kader kan worden afgelegd.

De beroepscommissie stelt vast dat door de raadsvrouw is betwist dat ten tijde van de bestreden beslissing duidelijk was dat klager binnen een maand verlof zou worden toegekend en het beoogde intakegesprek tijdens algemeen verlof zou kunnen worden
gevoerd.

De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat ten tijde van de bestreden beslissing kon worden uitgegaan van een situatie als beschreven in artikel 21, derde lid, van de Regeling. Zij is derhalve van oordeel dat de beslissing niet op goede
gronden berust en zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu klager sinds 1 april 2016 een p.p. volgt en het gevraagde incidenteel verlof niet meer noodzakelijk en/of
mogelijk is, gelet op het bepaalde in artikel 21, derde lid, en mogelijk artikel 31, tweede lid, van de Regeling, zal de beroepscommissie klager een tegemoetkoming van € 50,= toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven