Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0164/GB B, 14 juli 1999, beroep
Uitspraakdatum:14-07-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: B 99/164/GB

Betreft: [klager] datum: 14 juli 1999

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 7 april 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1975], verder te noemen appellant,

gericht tegen een beslissing d.d. 24 februari 1999 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van appellant gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis "Nieuw Vosseveld" te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1 Appellant is sedert 18 februari 1998 gedetineerd. Vanuit de het huis van bewaring (h.v.b.) te Zoetermeer is hij geselecteerd voor en op 3 maart 1999 geplaatst in de gevangenis "Nieuw Vosseveld" te Vught, waar een regime vanbeperkte gemeenschap geldt.

2.2 Appellant ondergaat een gevangenisstraf van 27 maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 10 november 1998. De datum van vervroegde invrijheidstelling valt op of omstreeks 3 december 1999.

3. De standpunten
3.1 Appellant is van mening dat ten onrechte is beslist tot zijn plaatsing in de gevangenis "Nieuw Vosseveld" te Vught. Hij heeft dit als volgt toegelicht.
Zijn vriendin en haar zoontje wonen in Den Haag. Appellant beschouwt het kind als zijn eigen kind. Zijn vriendin heeft een uitkering van de Gemeentelijk Sociale Dienst, zodat haar financiële middelen tekort schieten om hem in Vughtte komen bezoeken.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Appellant wilde zo spoedig mogelijk weggeplaatst worden uit Zoetermeer, weliswaar bij voorkeur naar de gevangenis "De IJssel", doch daarvoor bestond een lange wachtlijst. Dit in tegenstelling tot voor de gevangenis "NieuwVosseveld". Kennelijk hebben bij appellants wens zo spoedig mogelijk te worden weggeplaatst uit Zoetermeer overwegingen terzake van het bezoek geen rol gespeeld. Voorts verblijft appellant illegaal in Nederland, zodat in het kadervan resocialisatie verblijf in de regio Den Haag niet is geïndiceerd. Ook lijkt appellant zich niet serieus voor te bereiden op zijn terugkeer in de vrije maatschappij, doordat hij op 12 maart 1998 tijdens een transport is ontsnapten zich gedurende drie maanden heeft onttrokken aan zijn detentie.

4. De beoordeling
4.1 Gelet op zijn leeftijd, de lengte van zijn straf en zijn strafrestant ten tijde van de bestreden beslissing behoort appellant tot de categorie langgestrafte gedetineerden voor opneming van wie onder meer zijn bestemd degevangenissen "Norgerhaven" en "Esserheem" te Veenhuizen, de gevangenissen II te Leeuwarden en te Sittard, de gevangenissen te Alphen aan den Rijn, te Zoetermeer en te Zutphen, de gevangenis "Zuyder Bos" te Heerhugowaard, en degevangenis "De IJssel" te Krimpen a/d IJssel, alle met een regime van algehele gemeenschap.

4.2 Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid van de betrokkene gewichtige contra-indicaties bestaan. Hetselectieadvies van het h.v.b. te Zoetermeer houdt een voorstel in tot plaatsing in een gesloten inrichting met een regime van algehele gemeenschap. De selectiefunctionaris heeft dit advies niet gevolgd en besloten tot plaatsing vanappellant in de gevangenis „Nieuw Vosseveld" te Vught, een gevangenis voor kortgestrafte mannen, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

4.3. De gevangenis „Nieuw Vosseveld" is een gevangenis voor kortgestrafte mannen en niet bestemd voor de categorie langgestrafte mannen, waartoe appellant behoort. Op grond hiervan is de beslissing van de selectiefunctionaris instrijd met de wet.

4.4. Niet aannemelijk is overigens geworden dat aan de onderwerpelijke beslissing van de selectiefunctionaris op appellants persoonlijkheid gebaseerde contra-indicaties ten grondslag hebben gelegen.

4.5. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken.
Zij houdt de uitspraak omtrent de hoogte van de aan appellant toekomende tegemoetkoming aan. Zij zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan appellantgeboden is.

Aldus geven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 14 juli 1999

secretaris voorzitter

Naar boven