Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3336/TA, 15/3469/TA en 15/3471/TA, 30 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 15/3336/TA, 15/3469/TA en 15/3471/TA

betreft: [klager] datum: 30 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen drie uitspraken van 5 oktober 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 februari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut.
Bij brief van 9 februari 2016 heeft de juridisch medewerker bij voormelde inrichting, [...], laten weten dat zij verhinderd is ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de beslissing van 3 juni 2015 tot afzondering van klager (Me 2015-198);
b. de beslissing van 10 juli 2015 dat klager gedurende ten hoogste vier weken geen bezoek van zijn vriendin mag ontvangen (Me 2015-249);
c. het niet teruggeven aan klager van zijn externe harde schijf na een controle daarvan (Me 2015-203);
d. de beslissing van 27 augustus 2015 tot afwijzing van klagers verzoek om een bij hem in beslag genomen mobiele telefoon en usb-stick te mogen uitvoeren (Me 2015-303).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag als vermeld onder b. en heeft het beklag als vermeld onder a., c. en d. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het beklag onder a:
Klager kreeg al tijden geen behandeling aangeboden en de inrichting was ook nog van plan hem op de ZISZ-afdeling te plaatsen. Klager werd ook al lange tijd genegeerd door het personeel. Klager was boos hierover. Op 2 juni 2015 zag klager de directeur
behandelzaken, aan wie hij al meerdere brieven had geschreven, over de gang lopen. Klager heeft hem gevraagd om een gesprek, maar hij liep door en toen klager op de deur klopte, zwaaide hij. Klager werd toen boos en heeft tegen de deur geschopt en ook
gescholden. Klager heeft niet gedreigd. Daarna is klager eerst gesepareerd en een dag later is hij afgezonderd. Dit alles had voorkomen kunnen worden als het personeel haar werk had gedaan.

Ten aanzien van het beklag onder b:
Klager dient zijn klaagschriften altijd op tijd in. Klager is pas veel later op de hoogte gesteld van de (verlenging van de) bezoekmaatregel. Toen hij op de hoogte kwam van de (verlenging van de) bezoekmaatregel heeft hij meteen beklag ingediend. Hij
dient daarom te worden ontvangen in zijn beklag. Het bezoek van zijn vriendin is maanden geweigerd; dit is onredelijk en onbillijk.

Ten aanzien van het beklag onder c:
Op klagers harde schijf stonden twee mappen; één van die mappen was een ‘back up’-map. Bij een eerdere controle waren op klagers harde schijf verschillende ‘tools’ aangetroffen. Dit waren geen ‘hacktools’; het gaat bijvoorbeeld om Ccleaner (een tool
die
oude bestand opruimt) en Recuva (een tool die verwijderde bestanden – per ongeluk – kan ‘recoveren’). Die ‘tools’ had klager van de afdeling I&A gekregen om mee te experimenteren. Bij die eerdere controle van de harde schijf is de map met ‘tools’ met
toestemming van klager van de harde schijf verwijderd. Echter, bij die eerdere controle is niet de ‘back up’-map van de harde schijf verwijderd. Toen klagers harde schijf enige tijd later nogmaals werd gecontroleerd, stonden in die ‘back up’-map
vanzelfsprekend dezelfde ‘tools’ als die eerder uit de andere map waren verwijderd. Klager heeft toestemming gegeven om ook de ‘tools’ uit de ‘back up’-map te verwijderen. Klager heeft niets fout gedaan en snapt dan ook niet waarom hij zijn harde
schijf
niet terugkrijgt.

Ten aanzien van het beklag onder d:
Klager wil zijn mobiele telefoon en usb-stick, die door de inrichting in beslag zijn genomen, (laten) uitvoeren. De inrichting weigert dit en is van mening dat klager moet bewijzen dat die voorwerpen zijn eigendom zijn. Dit is vreemd. De voorwerpen
zijn
van klager. Weliswaar heeft hij die niet op legale wijze ingevoerd, maar dit doet er niet aan af dat de voorwerpen zijn eigendom zijn. Niemand anders heeft zich gemeld als eigenaar van de voorwerpen. De inrichting heeft meegedeeld geen verder onderzoek
te doen naar de telefoon en klager ziet daarom niet in waarom hij de telefoon niet zou mogen uitvoeren. Klager ontkent dat hij heeft gezegd dat hij informatie over patiënten en personeelsleden heeft opgeslagen op zijn usb-stick. Dit is door een
medepatiënt gezegd. Klager en die medepatiënt hadden beiden een usb-stick met min of meer hetzelfde uiterlijk; zij wisselden die sticks ook soms uit. Op klagers usb-stick staat evenwel geen informatie over anderen. Klager heeft mee willen werken aan
het
onderzoek aan zijn usb-stick, maar hij was het wachtwoord – klager gebruikt altijd moeilijke wachtwoorden – daarvan vergeten. De inrichting heeft de stick niet overgedragen aan de politie en er vindt geen onderzoek naar de inhoud meer plaats. Het is
niet duidelijk waarom klager zijn stick niet terugkrijgt.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het beklag onder a:
De afzondering is opgelegd vanwege de door klager ervaren spanningen gedurende het onderzoek naar de bij hem aangetroffen contrabande. Daarnaast kon klager de prikkels vanuit de patiëntengroep moeilijk hanteren en nam zijn vijandigheid jegens het
personeel toe, hetgeen op 2 juni 2015 heeft geleid tot een incident waarbij klager verbaal zeer grensoverschrijdend en dreigend gedrag – uiten van boze en cynische opmerkingen, schelden en tegen de deur trappen – heeft vertoond jegens medewerkers. Het
behandelteam heeft getracht met klager over dit gedrag te spreken, maar zonder succes. De houding van klager werd als dermate dreigend ervaren dat het afzonderen van klager noodzakelijk werd geacht. De afzondering is op 1 juli 2015 verlengd.

Ten aanzien van het beklag onder b:
De bestreden beslissing is op 10 juli 2015 aan klager uitgereikt. Klager heeft zijn klaagschrift pas op 30 juli 2015 ingediend. De beklagrechter heeft klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.

Ten aanzien van het beklag onder c:
Op 21 april 2015 zijn er voor de tweede keer ‘hacktools’ aangetroffen op klagers harde schijf. Uit navraag bij de afdeling I&A is gebleken dat op de harde schijf passwordcrackers, truecrypt (een tool waarmee bestanden beveiligd kunnen worden met
ellenlange, niet te kraken, wachtwoorden) en ddos-tools (tools waarmee servers kunnen worden platgelegd) zijn aangetroffen. Uit de door I&A gemaakte back-up kan met zekerheid worden afgeleid dat deze tools bij de eerdere controle niet op klagers harde
schijf stonden. I&A verstrekt wel eens tools aan een verpleegde, maar de bovengenoemde tools zijn zeer zeker niet door I&A aan klager verstrekt. De harde schijf is niet aan klager teruggegeven omdat er onvoldoende vertrouwen is dat klager op een
verantwoorde wijze kan omgaan met de harde schijf.

Ten aanzien van het beklag onder d:
De in beslag genomen telefoon en usb-stick zijn niet geregistreerd en derhalve kan niet worden vastgesteld dat klager de eigenaar hiervan is. Het feit dat de voorwerpen in zijn kamer zijn aangetroffen, maakt nog niet dat hij hiervan de eigenaar is. Het
feit dat geen van de patiënten de voorwerpen heeft opgeëist, kan evenmin leiden tot de conclusie dat klager de eigenaar is. Het is onduidelijk hoe klager aan die voorwerpen is gekomen en ook is onduidelijk welke gegevens er op de telefoon staan. Mocht
klager worden aangemerkt als eigenaar, dan mag hij die voorwerpen nog steeds niet uitvoeren. In artikel 29 juncto 23 Bvt is een limitatieve opsomming gegeven van de acties die het hoofd van de inrichting kan ondernemen ten aanzien van ontoelaatbare
voorwerpen; het uitvoeren van een ontoelaatbaar voorwerp wordt niet genoemd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit de reactie van de inrichting van 22 september 2015 blijkt dat in mei/juni 2015 onderzoek werd gedaan naar contrabande (waaronder een mobiele telefoon en een
usb-stick) die op 21 april 2015 bij klager was aangetroffen en dat klagers behandeling, gedurende dit onderzoek, op een ‘laag pitje’ is gezet. Gelet op de reactie van de inrichting van 22 september 2015 alsmede op het beroepschrift van klager – waarin
klager heeft vermeld dat hij boos was omdat ‘alles’ zo lang duurde en hij geen behandeling kreeg – acht de beroepscommissie aannemelijk dat het voortduren van het onderzoek naar de bij klager aangetroffen contrabande (met alle onzekerheden van dien) en
het tijdelijk stilzetten van klagers behandeling ertoe heeft geleid dat de spanning en irritatie bij klager toenam. Op 2 juni 2015 is klager gesepareerd nadat hij, zo blijkt uit de mededeling van de separatiebeslissing, zich bedreigend en
grensoverschrijdend had gedragen jegens het personeel. Op 3 juni 2015 was klager, zo blijkt uit de mededeling van de afzonderingsbeslissing, beter in contact en is de separatie omgezet in afzondering.
Nu op 3 juni 2015 het onderzoek naar de bij klager aangetroffen contrabande nog voortduurde, aannemelijk is dat het voortduren van dit onderzoek leidde tot spanning en irritatie bij klager en klager zich op 2 juni 2015 bedreigend en grensoverschrijdend
had gedragen tegenover personeel, heeft het hoofd van de inrichting naar het oordeel van de beroepscommissie op 3 juni 2015 in redelijkheid kunnen beslissen dat het in verband met het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting
noodzakelijk was om klager af te zonderen. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden bevestigen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak
van de beklagrechter zal worden bevestigd.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie stelt voorop dat deze uitspraak enkel betrekking heeft op de periode van 21 april 2015 tot 11 juni 2015 (de datum van indiening van het
klaagschrift). In deze uitspraak wordt dus geen oordeel gegeven over de voortduring van het beslag van de harde schijf na 11 juni 2015.

Vast staat dat klagers harde schijf twee keer door de afdeling I&A is gecontroleerd; de eerste keer vóór 21 april 2015 en de tweede keer op 21 april 2015. Uit het Rapport Controle Privé Apparatuur van 21 april 2015 blijkt dat bij de eerste controle een
map met – volgens de afdeling I&A – ‘hacktools’ op de harde schijf is aangetroffen en vervolgens van de harde schijf is verwijderd, en dat bij de tweede controle wederom een map met ‘hacktools’ is aangetroffen. Uit dit rapport volgt voorts dat op de
controlecomputer van de inrichting nog een ‘back up’ stond van de bij de eerste controle verwijderde map, zodat deze map kon worden vergeleken met de bij de tweede controle aangetroffen map. Na die vergelijking heeft de afdeling I&A geconstateerd, zo
volgt uit het rapport, dat de map die bij de tweede controle is aangetroffen een nieuwe map betrof en dat in die nieuwe map, in vergelijking met de eerste controle, meer en andere tools stonden. Klagers stellingen dat de aangetroffen tools geen
‘hacktools’ betroffen en dat de map die bij de tweede controle is aangetroffen een ‘back up’-map betrof met daarin dezelfde tools als aangetroffen en verwijderd bij de eerste controle, acht de beroepscommissie bezien in het licht van het door de
afdeling I&A opgestelde rapport en de in beroep door de inrichting gegeven gedetailleerde inlichtingen niet aannemelijk. Ook de stelling dat klager die ‘hacktools’ heeft gekregen van de afdeling I&A acht de beroepscommissie niet aannemelijk, nu klager
deze stelling niet heeft onderbouwd en de inrichting deze stelling uitdrukkelijk heeft weersproken. Nu dus voor de tweede keer in korte tijd op klagers harde schijf niet-toegestane software is aangetroffen, is de beroepscommissie van oordeel dat het
hoofd van de inrichting in redelijkheid heeft kunnen beslissen om klager in de onderliggende periode niet over zijn harde schijf te laten beschikken. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter
met aanvulling van de gronden bevestigen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder d. overweegt de beroepscommissie het volgende. Vast staat dat klager een verzoek heeft ingediend om een mobiele telefoon en één usb-stick, die op 21 april 2015 bij hem in beslag waren genomen, te mogen
uitvoeren en dat het hoofd van de inrichting dit verzoek bij beslissing van
27 augustus 2015 heeft afgewezen. Uit die afwijzende beslissing blijkt dat klagers verzoek is afgewezen, omdat het om contrabande gaat. Voorts staat in die beslissing dat indien klager kan bewijzen dat de in beslag genomen voorwerpen zijn eigendom
zijn,
hij die voorwerpen bij het verlaten van de inrichting zal terugkrijgen en dat indien klager niet kan bewijzen dat hij de eigenaar van die voorwerpen is, die voorwerpen zullen worden opgeslagen als ‘contrabande zonder eigenaar’.

Uit de beslissing van het hoofd van de inrichting volgt dat, ongeacht of klager kan bewijzen of hij de eigenaar is van de in beslag genomen voorwerpen, klager die voorwerpen gedurende zijn verblijf in de inrichting niet mag uitvoeren, omdat het om
contrabande gaat. Nu die voorwerpen zijn aangemerkt als contrabande en voorts onduidelijkheid bestaat over welke gegevens op die telefoon en stick staan, is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de inrichting in redelijkheid heeft kunnen
beslissen om – gebruikmakend van de bevoegdheid als gegeven in artikel 29, tweede lid, Bvt juncto artikel 23, vierde lid, Bvt – klager de voorwerpen niet te laten uitvoeren en deze voor klager of de rechtmatige eigenaar, voor zover klager dat niet is,
te bewaren. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden bevestigen.

Overigens heeft de beroepscommissie de vraag of klager kan worden aangemerkt als de eigenaar van de in beslag genomen voorwerpen buiten beschouwing gelaten, omdat dit niet bepalend is geweest voor de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek om de
voorwerpen te mogen uitvoeren. Deze vraag wordt relevant op het moment dat klager de inrichting zal verlaten.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld; met aanvulling van de gronden ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. en c. en met wijziging van de
gronden ten aanzien van het beklag als vermeld onder d.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 30 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven