Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0997/GB, 31 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/997/GB

Betreft: [klager] datum: 31 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Skála, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 maart 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 1 april 2016 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 3 maart 2016 is klager opgeroepen zich op 1 april 2016 te melden in de p.i. Lelystad voor het ondergaan van 180 dagen gevangenisstraf. Op 8 maart 2016 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 17 maart 2016 ongegrond is verklaard.
Op
29 maart 2016 heeft de schorsingsvoorzitter de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing geschorst tot het moment dat de beroepscommissie op het beroep zal hebben beslist (RSJ 29 maart 2016, 16/995/SGB).

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit het psychiatrisch onderzoek blijkt wel degelijk dat klager niet geschikt is voor het ondergaan van detentie. De rapporteur adviseert klager in het beschermende kader van zijn familie te
laten
verblijven en hem zodoende veiligheid en structuur te bieden. De selectiefunctionaris had navraag behoren te doen bij de directeur van de p.i. alwaar klager tijdens zijn vorige detentie heeft verbleven, om te beoordelen wat de gevolgen voor klager
hiervan zijn geweest. De selectiefunctionaris is geen psycholoog of psychiater en kan derhalve niet beoordelen of klager een detentie zou kunnen ondergaan. Klager meent dat hij eerst door een gedragsdeskundige moet worden onderzocht omtrent zijn
detentiegeschiktheid. Bij klager is sprake van zwakzinnigheid. Uit onderzoek naar de impact van detentie op zwakbegaafden, komt naar voren dat er aanzienlijke risico’s voor de psychische ontwikkeling zijn. In het geval van de zwakzinnigheid van klager
zal de impact nog groter zijn. Het aanvaarden van dergelijke risico’s gaat in tegen de jurisprudentie van het EHRM.Ten onrechte wordt gesteld dat de aan klager opgelegde straf reeds sinds 2 december 2014 onherroepelijk zou zijn. Klager is naar
aanleiding van het arrest van het Gerechtshof van 2 december 2014 in cassatie gegaan. Bij arrest van 3 november 2015 is het beroep in cassatie niet ontvankelijk verklaard. Derhalve is eerst op 4 november 2015 de uitspraak onherroepelijk geworden.
Gratie
kan in beginsel pas worden aangevraagd nadat de gerechtelijke uitspraak drie maanden onherroepelijk is geworden, dus op z’n vroegst 4 februari 2016. Het gratieverzoek is op 8 maart 2016 ingediend, hetgeen moet worden aangemerkt als een adequate en
snelle indiening nadat de mogelijkheid bestond. Na het moment van het onherroepelijk worden van de uitspraak is slechts vier maanden verstreken voor de oproep. Deze termijn dient als te kort te worden aangemerkt. Het is niet aan de selectiefunctionaris
om een oordeel te geven over het door klager ingediende gratieverzoek. Gelet op de bijzondere omstandigheden meent klager dat elektronisch huisarrest wel degelijk tot de mogelijkheden behoort. Klager verwijst naar de eerder in zijn bezwaarschrift naar
voren gebrachte bezwaren en bijlagen waaruit naar voren komt dat hij detentieongeschikt is verklaard.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het door klager op 8 maart 2016 ingediende gratieverzoek heeft geen opschortende werking aangezien het verzoek na de oproepbrief van 3 maart 2016 is ingediend. Het
verzoek tot omzetting naar een taakstraf kan niet in behandeling nemen, aangezien DJI slechts een uitvoerende dienst is. Elektronische detentie is per 1 juli 2010 afgeschaft. Uit de stukken blijkt niet dat klager detentieongeschikt is. Klager heeft een
eerdere detentie van 206 dagen uitgezeten. Klager is toen op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw geplaatst in FPA te Franeker. De directeur van de p.i. Lelystad zal worden geadviseerd klager te plaatsen op een Extra Zorg Voorziening (EZV) en
klager spoedig onder de aandacht brengen van een gedragsdeskundige. De selectiefunctionaris heeft voor de beoordeling van het bezwaar het selectieadvies van de directeur van de p.i. Ter Apel van 29 november 2010 alsmede de pro justitia rapportage van
19
augustus 2011 van GZ-psycholoog F. geraadpleegd. De DJI krijgt van het OM informatie over de onherroepelijkheidsdatum. Klager zal zich hiervoor tot het OM moeten wenden.

4. De beoordeling
4.1. De p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Door klager is de pro justitia rapportage van 19 augustus 2011 van GZ-psycholoog F. overgelegd dat is opgemaakt naar aanleiding van een eerder strafbaar feit waarvoor klager is veroordeeld. Uit deze rapportage komt naar voren dat bij klager
sprake is van lichte tot matige zwakzinnigheid. GZ-psycholoog F. verwijst daarbij naar een memo van 18 november 2010 van het Psycho Medisch Overleg van de p.i. Ter Apel waarin wordt gemeld weinig mogelijkheden te zien voor een goede aanpassing aan de
detentiesituatie. Een plaatsing in een PPC of een FPA wordt niet als een verbetering gezien. Klager is vervolgens op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw overgeplaatst naar een psychiatrisch ziekenhuis, FPA te Franeker. Gelet op het
vorenstaande
kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden uitgesloten dat de plaatsing van klager in de p.i. Lelystad op problemen zal stuiten en doorplaatsing naar een andere inrichting nodig zal blijken te zijn. Mitsdien had het op de weg van de
selectiefunctionaris gelegen om de voorgenomen plaatsing van klager in de p.i. Lelystad voor advisering voor te leggen aan de Medisch Adviseur. De beslissing is daarom in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel tot stand gekomen. Het beroep zal gegrond
worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en de selectiefunctionaris zal worden opgedragen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van drie weken een nieuwe beslissing te nemen.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij vernietigt de bestreden beslissing en draagt de selectiefunctionaris op met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van drie weken een nieuwe beslissing te nemen.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 31 maart 2016

secretaris voorzitter

Naar boven