Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1615/GB, 10 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/1615/GB

Betreft: [klager] datum: 10 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1959], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 juli 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Alphen aan den Rijn ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 30 november 1998 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis te Lelystad. Op 9 juli 2002 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Alphen aan den Rijn, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 9 jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen omstreeks 16 mei 2000. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 november 2004.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris, voor zover voor de beoordeling van belang, als volgt toegelicht.
Klager heeft geen regels overtreden met de plaatsing van de brief aan het afdelingshoofd op het prikbord. De inhoud van de brief was tevoren aan iedereen bekend en kon geen hilariteit veroorzaken. Het gedrag van het afdelingshoofdhad geen wettelijke grond. Overtreding van regels leidt tot het opmaken van een rapport en niet tot handtastelijkheden. Klager is wederom geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap en heeft dus geen regelsovertreden. De overplaatsing was onterecht. Ongepaste bejegening door personeel hoeft geen enkele gedetineerde voor lief te nemen. Klager verzoekt om de plaatsing in Norgerhaven, waar hem studiefaciliteiten en andereontplooiingsmogelijkheden kunnen worden geboden, alsnog mogelijk te maken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is eerder uit de gevangenis Esserheem geplaatst vanwege zijn gedrag. Via het cellengebouw Veenhuizen en het huis van bewaring De Grittenborgh is hij in de gevangenis Lelystad geplaatst waar zijn gedrag uiteindelijk ook geleidheeft tot een situatie waarin het personeel hem zat was. Hoewel het in bijgaande selectieadvies beschreven gedrag aanleiding zou kunnen zijn om hem in een gevangenis met bgg-regime te plaatsen is besloten hem een laatste kans tegeven in een andere gevangenis met een regime van algehele gemeenschap. Bekend is dat klager in de gevangenis Norgerhaven geplaatst wenst te worden. Gelet op zijn houding en de grootschaligheid van Norgerhaven lijkt zo’n plaatsingongewenst. Tevens geeft het gedrag van klager geen aanleiding om aan zijn verzoek tegemoet te komen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Alphen aan den Rijn is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Uit de onderliggende stukken blijkt dat tegen klager meermalen rapport is opgemaakt gedurende de onderhavige detentie en dat zijn gedrag in de inrichting regelmatig als negatief kan worden aangemerkt. De beroepscommissie isderhalve van oordeel dat er geen reden was om klagers verzoek tot plaatsing in Norgerhaven in te willigen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor deonder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 december 2002

secretaris voorzitter

Naar boven