Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1832/GA en 02/1862/GA, 16 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:16-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

.

nummer: 02/1832/GA en 02/1862/GA

betreft: [klager] datum: 16 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 4 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid te Arnhem,

gericht tegen een uitspraak d.d. 9 augustus 2002 van de beklagcommissie bij voormelde h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

en van klager [...],

eveneens gericht tegen de hiervoor genoemde uitspraak, voorzover deze de vaststelling van een tegemoetkoming betreft,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 november 2002, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, zijn gehoord klager en de namens de directeur van voornoemd h.v.b. de heer [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het op hardhandige wijze verwijderen van klager uit diens cel door het bijstandsteam in verband met overbrenging naar een isolatiecel wegens het (herhaald) veroorzaken van geluidsoverlast, en
het bij gelegenheid van die verwijdering vernielen van een aantal persoonlijke goederen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en bepaald dat aan klager een tegemoetkoming toekomt ten bedrage van de dagwaarde van de vernielde persoonlijkegoederen.

2.
De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 8 juni 2002 werd er in de inrichting een test gehouden van de noodstroomvoorziening. Een en ander is tevoren aan de gedetineerden meegedeeld. Klager is gedurende die test tot twee maal toe gewaarschuwd om geen geluidsoverlast teveroorzaken. Vervolgens werd er door het afdelingshoofd voor de derde maal geluidsoverlast geconstateerd. Dat lawaai leek afkomst uit klagers cel. Het afdelingshoofd heeft daarop door het celraampje gekeken. Klager was toen nietzichtbaar. Hem werd gevraagd om zich te melden. Er kwam geen reactie op dat verzoek. Het personeel vermoedde toen dat er iets aan de hand was met klager. Omdat het al later op de avond was en gelet op de calamiteit (denoodstroomtest) is vervolgens besloten om het bijstandsteam in te schakelen. Het bijstandsteam is de cel van klager ingelopen. Klager zat in zijn cel met een hoofdtelefoon op. Klager is vervolgens vastgepakt en verder is, buiten datvastpakken geen geweld toegepast. Hooguit kan er sprake zijn geweest van enig 'gerollebol' omdat klager niet meteen meewerkte. Klager is vervolgens geboeid en naar een isoleercel gebracht. Daar is hem uitleg gegeven. Klager heeftgesteld niet te hebben gehoord omdat hij zijn muziek zo hard zou hebben staan. Dat wordt door de directeur betwijfeld. Mogelijk heeft hij, toen hij merkte dat er een bijstandsteam kwam, snel de hoofdtelefoon op gezet om te doenvoorkomen hij van niets wist. Tijdens de noodstroomtest, die ongeveer vier uur duurde, is er door meer gedetineerden geluidsoverlast veroorzaakt. Nadat klager was overgebracht naar de isoleercel, werd het rustiger op de afdeling.Klager heeft gesteld dat gewond zou zijn geraakt bij de overbrenging. Van verwondingen is bij de directeur niets bekend. Ook het dienstdoende personeel heeft daar niets van gemerkt. Niet blijkt dat klager enige schade heeft geleden.Klager stelt die schade maar kan deze niet hard aantonen. Daarenboven geldt dat de beklagcommissie aan klager bij wijze van tegemoetkoming een schadevergoeding heeft toegekend. Dat is niet juist. De tegemoetkoming is niet alsschadevergoeding bedoeld.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het bijstandsteam had niet te hoeven worden ingezet, ook niet als hij onwel zou zijn geworden. Als de leden van het bijstandsteam klager hebben gezien met de grote hoofdtelefoon op zijn hoofd, was een klap met de wapenstok nietnodig geweest. Klager merkte niet dat het bijstandsteam zijn cel binnenkwam. Dat kwam door de muziek. Hij kreeg vervolgens direct een klap met de wapenstok. Daarop heeft hij in een reactie die wapenstok vast gegrepen. Klager hadinderdaad eerder geluidsoverlast veroorzaakt. Dat heeft hij tegenover de beklagcommissie ook toegegeven. De reden daarvoor was dat er enige uren geen stroom was. Daarop is door veel gedetineerden lawaai gemaakt. Bij aanvang van destroomonderbreking werd gezegd dat die onderbreking eerder was aangekondigd en dat deze enige tijd zou gaan duren. Klager is toen muziek gaan luisteren. De inval van het bijstandsteam gebeurde ongeveer twee uur nadat er voor heteerst sprake was van geluidsoverlast. Klager heeft niet gehoord dat er op zijn celdeur werd geklopt. De stoel waarop klager zat, stond in een soort dode hoek. Klager is van mening dat het personeel in ieder geval klagers voetenhadden moeten zien. Bij de inval zijn goederen van klager vernield en heeft klager een blauw oog opgelopen. Dat gebeurd door die klap met de wapenstok. Ook was klagers pols zodanig gekneusd, dat het later erg moeilijk bleek om deboeien af te krijgen. Klager heeft zich niet verweerd tegen de inzet van het bijstandsteam. Klager was alleen maar boos en heeft gevraagd wie hem de klap gegeven had. Aan klager is toen medegedeeld dat alles besproken zou worden inde isolatiecel. Dat is niet gebeurd. De dag na de plaatsing in de isolatiecel heeft klager gevraagd om de arts te mogen bezoeken. Op daaropvolgende maandag heeft, omdat een en ander in het weekeinde gebeurde, de verpleegkundigeklager bezocht. De verpleegkundige heeft een notitie van dat bezoek gemaakt. Klager heeft dit ook gezien in het medische dienst. Klager heeft door die kneuzing en dat blauwe oog geen arbeid verzuimd. Hij zat op dat moment nog op deinkomstenafdeling en mocht dus nog geen arbeid verrichten. De goederen van klager waren voor de inval van het bijstandsteam nog onbeschadigd. Mogelijk is de minidiskspeler van klagers schoot gevallen toen het bijstandsteam ingreep.Klagers bril is beschadigd door de klap met de wapenstok. Klager heeft pas later gehoord dat er geen verslag opgemaakt zou worden. Toen klager terugkeerde in zijn cel, lag alles er nog zo bij toen hij uit die cel gehaald werd. Er isvan de kant van het personeel geen aantekening gemaakt van het gebeurde. Het enige dat klager wil is dat zijn schade vergoed wordt. Ook wil hij graag weten welke penitentiair inrichtingswerker hem een klap heeft gegeven. Degroepscommandant van het bijstandsteam heeft gezegd dat klager misschien wel tegen de rand van een schild gelopen was. Klager betwijfeld dat. Klagers bril, een titaniumbril, is beschadigd. Klager gebruikt nu zijn reservebril.Klager heeft de volgende dag alles aan het personeel verteld en hen de schade laten zien. Klager verwachtte dan ook dat men op maandag nog wist wat er gebeurd was. het afdelingshoofd heeft klager het advies gegeven om een en anderin beklagformulier te vermelden. Klager is het niet eens met de toekenning van een tegemoetkoming ter hoogte van de dagwaarde van zijn goederen. Hij heeft graag de aanschafwaarde vergoed. Klager was immers niet de aanleiding voordit geweld en die vernieling. Klager kan niet precies aangeven hoe hoog zijn schade was. De aanschafwaarde van de minidiskspeler was fl.800,=. Voor het overige moet klager zijn exacte schade nog nagaan. Klager wil enkel devergoeding van de aanschafwaarde, hij wil de prijs niet opdrijven. Had hij dat wel willen doen, had hij immers kunnen zeggen dat het bij de vernielde goederen om dure merkartikelen ging.

3. De beoordeling
Als onweersproken staat vast dat klager op 8 juni 2002 door het bijstandsteam van het h.v.b. uit zijn cel is gehaald en is overgebracht naar een isolatiecel waarbij (enig) geweld jegens klager is gebruikt. Gelet op hetgeen terzitting naar voren is gebracht, acht de beroepscommissie het door dat bijstandsteam toegepaste geweld nodeloos aangewend. Dat geweldsgebruik kan aan de directeur worden toegerekend. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom tenaanzien van het beklag niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Dat onderdeel van het beroep van de directeur moet daarom ongegrond worden verklaard.

Klager en de directeur hebben beroep ingesteld tegen de hoogte van de aan klager toegekende tegemoetkoming.
De beroepscommissie overweegt dienaangaande dat, indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming kan worden vastgesteld voor hetdoor betrokkene ondervonden ongemak. Als maatstaf daarvoor kunnen dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor klager uit de toepassing van disproportioneel geweld met het gevolg datklager (enig) lichamelijk letsel heeft ondervonden en schade heeft geleden aan zijn goederen. De beklagcommissie heeft daarvoor aan klager een tegemoetkoming toegekend ter hoogte van de dagwaarde van klagers vernielde en/ofbeschadigde goederen.
Een tegemoetkoming is evenwel niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoedingrichten aan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
In zoverre heeft de beklagcommissie een verkeerde maatstaf gebruikt voor het bepalen van de hoogte van een tegemoetkoming. Dit maakt dat dit onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven. Het beroep van dedirecteur is daarom in zoverre gegrond, terwijl het beroep van klager om dezelfde redenen ongegrond moet worden verklaard.
De beroepscommissie zal daarom, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, bepalen dat aan klager terzake van het hiervoor genoemde ongemak een tegemoetkoming toekomt van
€ 50,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond ten aanzien van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van de tegemoetkominggegrond en derhalve het beroep van klager ongegrond. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de tegemoetkoming en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 december 2002

secretaris voorzitter

Naar boven