Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4141/GM, 11 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4141/GM
betreft: [klager] datum: 11 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 25 november 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2016, gehouden in de p.i. Vught is klager met behulp van telefonische tolk in de Somalische taal en bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.G.J.E. Lut, gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i.
Ter Apel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 9 oktober 2015, betreft het niet adequaat behandelen van klagers oogklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Sinds klagers detentie in de p.i. Ter Apel vanaf februari 2014 is niet adequaat gereageerd op klagers oogklachten. Er wordt niets aan gedaan en klager krijgt geen medicijnen. De klachten verergeren. Hij
heeft steeds meer pijn en kan steeds slechter zien. Klager heeft last van tranende ogen en heeft een grote witte waas aan de linkeronderzijde van het linkeroog. Klager wil hieraan behandeld worden.
Klager ondervindt last van zijn oog door een auto-ongeluk in 2010. Destijds waren geen goede artsen in Somalië. In 2012 is klager opgepakt door de marine en naar Nederland gebracht. Klager verbleef in het detentiecentrum Rotterdam en heeft gevraagd om
een behandeling van zijn oog. Ook na zijn overplaatsing naar Ter Apel heeft klager gevraagd om een behandeling. De verpleegkundige zei dat klager zijn oog met lauwwarm water moest schoonmaken. Ook moest er meer duidelijkheid komen over de strafzaak van
klager en of hij zou worden teruggestuurd naar Somalië. Klager is doorgestuurd naar een oogarts in Breda. Hij oordeelde dat er 65% kans was op verbetering. De inrichtingsarts gaf echter aan dat er niets aan zijn oog gedaan kon worden. Klager heeft geen
oogdruppels gekregen. Tot op de dag van vandaag heeft hij niets gekregen. Klager wil een behandeling door een andere oogarts in het ziekenhuis.
Klager meent dat de inrichtingsarts zijn zorgplicht schendt. Als klager nu geen behandeling krijgt, kan een acute situatie ontstaan. Het is onduidelijk waarop de oogarts van het UMC zich heeft gebaseerd, aangezien het contact telefonisch heeft
plaatsgevonden. De inrichtingsarts had moeten besluiten klager toch nog eens te laten beoordelen door een oogarts en het consult niet telefonisch te laten verlopen. Klager weet niets over een afgezegde afspraak van 6 oktober 2015.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier van klager, blijkt dat klager oogletsel heeft aan zijn linkeroog (oogperforatie) als gevolg van een ongeval in Somalië in 2010. Sinds zijn detentie in de p.i. Ter Apel per februari 2014 is klager hiervoor
meerdere malen onderzocht door de inrichtingsarts. Op 28 maart 2014 heeft een andere inrichtingsarts bij wijze van second opinion klager onderzocht en telefonisch overleg gehad met de oogarts van het UMCG. Deze laatste adviseerde niets te doen. Een
eventuele operatie zou geen meerwaarde opleveren en de problemen met het tranende oog niet verhelpen. Op 18 oktober 2014 is klager op eigen initiatief beoordeeld door de oogarts van het Amphiaziekenhuis te Breda die meer opties presenteert. Een
compleet
herstel van het gezichtsvermogen wordt door deze oogarts onmogelijk geacht. Op 26 augustus en 6 oktober 2015 wordt klager wederom door de inrichtingsarts onderzocht voor zijn oogklachten. De afspraak met de oogarts op 6 oktober 2015 is afgezegd. Klager
heeft ter zitting van de beroepscommissie verklaard niets hiervan te weten.

De beroepscommissie stelt vast dat ondanks de reeds verrichte inspanningen sprake is van persisterende oogklachten. Feitelijk is klager laatst in 2014 door één oogarts beoordeeld, het consult met het UMCG heeft telefonisch plaatsgevonden. De second
opinion betrof het oordeel van een andere inrichtingsarts. Tegen deze achtergrond acht de beroepscommissie het aangewezen dat klager na bijna anderhalf jaar wederom door een oogarts al dan niet bij wijze van second opinion wordt onderzocht. Gelet op de
complexiteit van het oogletsel is aan te bevelen dit onderzoek te laten verrichten door een oogheelkundige kliniek. Mitsdien zal het beroep gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming
aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, J.G.J. de Boer en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaekers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 11 maart 2016

secretaris voorzitter

Naar boven