Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1538/TP, 5 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1538/TP

betreft: [klager] datum: 5 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 23 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft op 2 juli 2002 de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 29 juli 2002 verlengd tot en met 26 oktober 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Bij brief van 4 februari 2002 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 1 november 2001 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevensopgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 2 juli 2002, uitgereikt aan klager op 8 juli 2002, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 29 juli 2002 met driemaanden is verlengd tot en met 26 oktober 2002. Klager is terzake niet gehoord.
De datum van invrijheidstelling uit de gevangenisstraf van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 10 mei 2002.
De Minister heeft klager bij brief van 23 september 2002 medegedeeld de bestreden beslissing te hebben ingetrokken.
Klager verblijft op de individuele begeleidingsafdeling van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zuyderbosch te Heerhugowaard. De Minister heeft beslist klager te plaatsen in de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen. Deze plaatsingwas ten tijde van instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.
Omtrent klagers psychische conditie is door een psychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst Alkmaar een medische verklaring d.d. 27 augustus 2002 uitgebracht.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij kan niet tegen gesloten deuren en vindt de overgangssituatie tussen de gevangenisstraf en de tbs heel slopend. Hij ervaart de wachttijd als ondraaglijk en lijdt aan slapeloosheid.Hij wenst daarom op zeer korte termijn in een tbs-inrichting te worden geplaatst.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven en voorzover relevant - het volgende naar voren gebracht.
Het beroep is niet ontvankelijk omdat klager de beroepstermijn heeft overschreden. Als de beroepscommissie oordeelt dat klager zo spoedig mogelijk beroep heeft ingesteld als redelijkerwijs van hem kon worden verwacht, dient klagerniet-ontvankelijk te worden verklaard in het beroep, omdat hij geen belang meer heeft bij de behandeling daarvan nu de bestreden beslissing is ingetrokken. De bestreden beslissing tot verlenging van de „Fokkens wachttijd“ wasabusievelijk genomen. Een zodanige verlengingbeslissing kan genomen worden tijdens de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. De intrekkingsbeslissing is genomen om reden dat ten tijde van het nemen van de bestredenverlengingsbeslissing de gevangenisstraf niet meer ten grondslag lag aan klagers verblijf in een p.i. Klagers tbs is op 10 mei 2002 aangevangen. Hij is sindsdien tbs-passant. Hij viel op de datum van de bestreden beslissing onder deregeling van artikel 12 Bvt. Zijn passantentermijn duurde op dat moment nog geen zes maanden.

4. De beoordeling
De beroepscommissie neemt ten aanzien van de beroepstermijn het volgende in aanmerking.
De bestreden beslissing is op 8 juli 2002 aan klager meegedeeld. Het beroepschrift is gedateerd 8 juli 2002. Op de envelop waarin het beroepschrift is verzonden staan twee poststempels, van 9 juli 2002 (Amsterdam) en van 16 juli2002 (’s Graven-hage). Het beroepschrift is op 23 juli 2002 ontvangen op het secretariaat van de Raad.
De beroepscommissie trekt uit het voorgaande de conclusie dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd en dat de postbehandeling en verzending kennelijk is gestagneerd bij de daarvoor verantwoordelijke instelling.
De beroepscommissie is hierom van oordeel dat het tijdstip van indienen van het beroepschrift geen grond vormt voor het niet-ontvankelijk verklaren van klager in zijn beroep.

De beroepscommissie is verder van oordeel dat het belang aan klagers beroep is komen te ontvallen, nu de bestreden beslissing is ingetrokken. Om deze reden moet klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 5 december 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven