Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1094/TP, 5 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1094/TP

betreft: [klager] datum: 5 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 30 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 20 juni 2002 verlengd tot en met 17 september 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 25 maart 1998 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met voorwaarden. Bij onherroepelijk gewordenuitspraak d.d. 31 augustus 2000 is de ter beschikkingstelling met voorwaarden omgezet in een ter beschikkingstelling met bevel dat klager van overheidswege zal worden verpleegd.
De ter beschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging van klager is ingegaan op 8 mei 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) locatieGroningen.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 9 april 2002 besloten tot plaatsing van klager in de Forensisch Psychiatrische Kliniek Oldenkotte te Eibergen (hierna: Oldenkotte). Klager is op 14 juni 2002 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is vanaf 8 mei 2001 tbs-passant. Nu de passantentermijn nogmaals met drie maanden is verlengd, betekent dit dat de passantentermijn vijftien maanden zal gaan duren. Verzocht wordtom aan klager wachtgeld uit te keren, waar hij naar zijn mening recht op heeft, opdat hij in zijn levensonderhoud kan voorzien. Klager wacht al te lang op plaatsing in een tbs-inrichting.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en de beslissing tijdig aan hem is meegedeeld en uitgereikt.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager 12 maanden in een h.v.b. Er bestond geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing intbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen vande bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat de psychische gesteldheid van klager zodanig was dat de situatie in het h.v.b. onhoudbaar was of dat van detentieongeschiktheid moestworden gesproken. Voorts is klager op 14 juni 2002 geplaatst in Oldenkotte. Gelet op klagers plaatsing in Oldenkotte is aan de Forensisch Psychiatrische Dienst niet meer verzocht om te rapporteren over de vraag of voortgezetverblijf in een h.v.b. gelet op klagers psychische conditie verantwoord was.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing 12 maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit geval alsonredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

In verband met klagers plaatsing in een tbs-inrichting d.d. 14 juni 2002 is door de Minister niet meer verzocht aan de Forensisch Psychiatrische Dienst om te rapporteren omtrent klagers psychische conditie. Ten tijde van klagersdetentie in het h.v.b. zijn geen signalen ontvangen dat klagers psychische conditie van dien aard zou zijn dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd. De beroepscommissie gaat er derhalve van uitdat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie kent in geval van materiële gegrondverklaring van een beroep tegen een beslissing tot verlenging van de passantentermijn een tegemoetkoming toe over een periode van een of meer maanden, waarbij onder een maandeen tijdvak van 30 dagen wordt verstaan. Klager is 13 maanden en 6 dagen na het ingaan van zijn tbs geplaatst in de tbs-kliniek Oldenkotte. Zoals gebruikelijk in de rechtspraak wordt een periode van 0 tot en met 15 dagen op 0afgerond en een periode van 16 tot en met 30 dagen op 30 dagen.
De beroepscommissie zal derhalve de tegemoetkoming vaststellen op € 600,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 december 2002

secretaris voorzitter

Naar boven