Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2215/GV, 2 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:02-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2215/GV

betreft: [klager] datum: 2 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 16 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 oktober 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Klager heeft weliswaar een drugsverleden, maar verblijft thans op een verslavingsbegeleidingsafdeling(VBA). Dat hij niet zal terugkeren van verlof in verband met te verwachten drugsgebruik is niet onderbouwd en is ook niet te onderbouwen. Klager voldoet aan de voorwaarden voor verlof. Het verlof is nodig met het oog op zijnterugkeer in de samenleving.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting heeft negatief geadviseerd, omdat klager pas sinds 25 september 2002 op de VBA verblijft. Dat is nog te kort. Tijdens zijn detentie heeft klager veelvuldig positief gescoord bij urinecontroles, laatstelijk 2 juni 2002.Klager gebruikt reeds sinds zijn vroege jeugd drugs. Deze omstandigheden tezamen maken het toestaan van verlof absoluut onverantwoord.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis te Zoetermeer heeft geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Klager verblijft nog te kort op een VBA. Gezien zijn verslavingsproblematiek en de positieve urinecontrole van 2 juni 2002, vindtde directeur het nog te vroeg voor verlof. De directeur is bang dat klager tijdens zijn verlof direct drugs gaat gebruiken.
Het openbaar ministerie heeft geen bezwaar tegen inwilliging van klagers verlofaanvraag.
De politie te Hellevoetsluis heeft bericht dat het opgegeven verlofadres het adres van klagers moeder betreft. Voorts is bericht dat er geen gevaar is voor slachtofferconfrontatie, aangezien het delict, terzake waarvan klager isveroordeeld, in Rotterdam is gepleegd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens het medeplegen van doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20 mei 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat uit de door de Minister overgelegde stukken naar voren komt dat klager reeds vanaf zijn negende jaar hasj gebruikt, op zijn elfde begon te experimenteren met lsd, vanaf zijn achttiende overmatigcocaïne in combinatie met alcohol gebruikte en voor de aanvang van zijn huidige detentie (26 mei 1999) twintig gram cocaïne per dag gebruikte. Klager heeft het feit waarvoor hij thans gedetineerd is volgens eigen zeggen gepleegdonder invloed van cocaïne en alcohol. Tijdens klagers detentie is klager veelvuldig gestraft wegens drugsgebruik. Op 28 mei 2002 is hij – op eigen verzoek – vanuit de gevangenis te Krimpen aan den IJssel overgeplaatst naar de VBAvan de gevangenis te Zoetermeer, zodat hij daar aan zijn verslaving kon werken. Kort daarop scoorde klager alweer positief tijdens een urinecontrole. Vanaf 25 september 2002 verblijft klager, die van de VBA was weggeplaatst, opnieuwop de VBA.

De beroepscommissie is van oordeel dat het hiervoor geschetste feitencomplex een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat dit, ondanks het positieve advies van het openbaar ministerie, een afwijzing van klagersverlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 2 december 2002

secretaris voorzitter

Naar boven