Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1740/GA, 3 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1740/GA

betreft: [klager] datum: 3 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Stadsgevangenis Rotterdam te Hoogvliet,

gericht tegen een uitspraak d.d. 1 augustus 2002 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2002, gehouden in de locatie Alphen a/d Rijn te Alphen a/d Rijn, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur van de locatie Stadsgevangenis Rotterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur van 11 juli 2002 tot overplaatsing van klager van afdeling ‘blauw’ naar afdeling ‘rood’, naast een disciplinaire straf van 3 dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan eenstrafcel, wegens een positieve score op THC.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Fase 1 van de Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV) kent een onderverdeling in blauw en rood. Op afdeling rood geldt het regime dat wettelijk is voorgeschreven voor unit 4. Dit is een standaardregime dat behoorlijk is uitgekleeden niet meer biedt dan de Pbw voorschrijft. Op afdeling blauw worden meer activiteiten aangeboden. De onderverdeling is gemaakt om gemotiveerden van niet-gemotiveerden te scheiden. Op de afdeling is van tevoren breed bekendgemaaktdat bij drugsgebruik terugplaatsing van afdeling blauw naar afdeling rood plaatsvindt. Mensen die weigeren mee te werken aan het SOV-regime kunnen zeer lang op afdeling rood blijven zitten, dit begint met 3 weken tot soms wel eenjaar. De beklagcommissie stelt deze overplaatsing gelijk met een afzondering en acht de daarbij behorende formele eisen van toepassing. Ik ben het daar niet mee eens. Als iemand voor drugsgebruik voor straf 3 dagen achter de deurwordt gezet, wordt hij hierover gehoord en daarmee ook impliciet over de terugplaatsing naar afdeling rood. Dit komt niet apart aan de orde. Het is een pedagogisch element dat op een incident volgt. Er heerst geen strafsfeer opafdeling rood. Men verblijft daar in het regime dat wettelijk is vereist. De termijn van 3 weken is gekozen als moment van bezinning. Dit heeft met de populatie te maken die een heftige achtergrond kent. Het opleggen van een strafin combinatie met de terugplaatsing gebeurt regelmatig. Dit duurt vaak niet langer dan de eerder genoemde 3 weken, maar ook niet korter.
De diverse categorieën gedetineerden, mensen met een SOV-maatregel en preventief gehechten in het sober regime, liepen door elkaar. Het duurde lang voordat de rechter de SOV-maatregel oplegde. Hierdoor kwamen we in de knel met demaximumtermijn waarin iemand in het sober regime kan verblijven. Mensen gingen daarom alvast naar de SOV-afdeling met het daarbij behorende standaardregime. Inmiddels speelt dit probleem niet meer, want er komen alleen nog maarmensen op maatregel binnen.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Mijn bezwaren zijn voornamelijk gericht tegen het standpunt van de directeur zoals dat onder 2.2. in de uitspraak van de beklagcommissie staat vermeld. De directeur geeft aan dat de scheiding tussen rood en blauw is ingesteld, omdater ook gedetineerden binnenkwamen die niet de SOV-maatregel opgelegd hadden gekregen. Ten tijde van de disciplinaire straf was dat bij mij het geval; ik was niet veroordeeld en zat in preventieve hechtenis in het huis van bewaring.Er zijn 3 urinecontroles bij mij gehouden. De eerste liet een positieve score zien op grond waarvan ik ben gestraft en teruggeplaatst, de tweede had een lagere score en de derde was negatief. Per individu moet gekeken worden of enhoelang de terugplaatsing nodig is. Ik heb de directie nog een brief geschreven met het verzoek mij terug te plaatsen. Ik zit thans in de zogenaamde fase voor gemotiveerden; ik ben van de inkomstenafdeling naar de reguliere afdelingovergeplaatst.

3. De beoordeling
Volgens de ten tijde van de bestreden beslissing geldende bestemmingsaanwijzing van 26 juli 2002, nr. 5178918/02/DJI, welke op 1 juli 2002 in werking is getreden, is van de locatie Stadsgevangenis Rotterdam afdeling C aangewezen alsh.v.b. met een sober regime van beperkte gemeenschap (Hoogvliet Sober) en afdeling D als h.v.b. voor de strafrechtelijke opvang van verslaafden met een regime als bedoeld in artikel 3, derde lid onder d, Penitentiaire maatregel(Hoogvliet SOV).
Op grond van artikel 44d, tweede lid, Penitentiaire maatregel vindt de tenuitvoerlegging in de eerste en tweede fase (van de maatregel SOV) plaats in een inrichting in een regime van beperkte gemeenschap.

De beroepscommissie stelt vast dat klager ten tijde van de bestreden beslissing als preventief gehechte was gedetineerd en dientengevolge verbleef op afdeling C van Hoogvliet Sober.
De directeur heeft verklaard dat zich op de SOV-afdeling diverse categorieën gedetineerden bevonden. Binnen deze afdeling is een onderscheid gemaakt in afdeling rood, waar slechts het wettelijk minimumprogramma wordt aangeboden, enafdeling blauw waar meer activiteiten worden aangeboden. De beroepscommissie maakt uit de toelichting van de directeur op dat klager, toen hij kennelijk de maximumtermijn voor verblijf in het sober regime van beperkte gemeenschapdreigde te overschrijden, alvast op afdeling D van Hoogvliet SOV is geplaatst. Het beroep richt zich niet tegen deze beslissing.
Aan de orde is de vraag of de interne overplaatsing van klager van afdeling blauw naar afdeling rood in strijd is met een wettelijk voorschrift, danwel bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk of onbillijk is.

De beslissing tot overplaatsing is geen afzondering zoals bedoeld in artikel 23 Pbw en hiervoor gelden derhalve niet de daaraan verbonden formele eisen. Sprake is van een beslissing tot overplaatsing binnen hetzelfde regime, aanwelke beslissing de wet geen formele eisen stelt. Dit laat onverlet dat het aangewezen is dat bij terugplaatsing de betrokkene gemotiveerd wordt kenbaar gemaakt wat de grond voor de terugplaatsing is. Niet gebleken is dat klageronvoldoende is geïnformeerd. Overigens verdient het gelet op de ingrijpendheid van de terugplaatsing om elk misverstand uit te sluiten aanbeveling dat betrokkene de beslissing ook op schrift ontvangt.
Het vorenstaande maakt dat niet kan worden gezegd dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet, noch dat deze, gelet op de duur van 3 weken, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal daarom gegrondworden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. E. Rood-Pijpers en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 3 december 2002

secretaris voorzitter

Naar boven