Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3045/GB, 4 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3045/GB

Betreft: [klager] datum: 4 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...] verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 september 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.G.J.E. Lut, op 11 december 2015 door twee leden van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager in de afdeling voor Beheers Problematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 29 maart 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. Klager is vervolgens, na eerst in het kader van een ordemaatregel in de p.i. Vught te hebben verbleven, geplaatst op de BPG te Vught
waar een individueel regime geldt. Vanuit de BPG is hij op 9 november 2015 teruggeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 3 november 2015 van de wrakingskamer uit de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming als bedoeld in de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015, met kenmerk 15/3045/GB (wraking) is
klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.

2.3. Bij uitspraak van 6 november 2015, met nummer 15/3472, van de voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid van de Pbw, is het schorsingsverzoek van klager, gericht tegen de beslissing van de selectiefunctionaris van
6
september 2015, toegewezen en is de tenuitvoerlegging van die beslissing met onmiddellijke ingang geschorst.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers standpunt in deze zaak is duidelijk. Er is ten aanzien van hem een hele reeks van beslissingen genomen inzake zijn plaats en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (de GVM-lijst). Klager bestrijdt de
betrouwbaarheid en concreetheid van de eerste meldingen van het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip). Er is in klagers ogen geen sprake van vluchtgevaar. Hij is Koerd en kan niet naar Turkije omdat hij daar de dienstplicht heeft geweigerd en
ook geen middelen heeft om die af te kopen. Hij zou daar dus gevangen genomen worden. Daarnaast lopen er in Nederland procedures met betrekking tot het gezag over zijn kinderen. Ook in het kader van klagers plaatsing op de afdeling voor
beheersproblematische gedetineerden (BPG) zijn feiten en omstandigheden aangevoerd die aantoonbaar onjuist zijn. Klager sluit daarom aan bij het oordeel van de schorsingsvoorzitter daarover. Klager heeft inderdaad in de eerdere inrichting (de p.i.
Krimpen aan den IJssel) bezoek zonder toezicht (BZT) ontvangen, dat is hem daar toen toegestaan door de directeur. Hij telefoneert inderdaad in de Koerdische taal maar dat hoeft geen probleem te zijn, een en ander kan in de ogen van klager zonder
problemen worden opgenomen en vertaald. Klager ontkent ooit slachtoffers te hebben bedreigd. Het argument dat klager via de telefoon zou hebben gesproken over een bloedbad is volledig uit zijn context gehaald en gebruikt. Klager heeft verklaard dat het
qua rechtszaak toen een bloedbad zou worden. De betreffende verklaring dateert uit 2013. Klager beschikt over het volledig uitgewerkte tapverslag. De selectiefunctionaris heeft die verklaring zelf ingekort. Klager wijst er op dat ook het gebruikte
argument van bedreiging van slachtoffers onjuist is. Allereerst waren het geen slachtoffers maar getuigen, waar iemand namens klager zou zijn geweest. Maar dit is onjuist; er was geen sprake van bedreiging zijdens klager; die mensen zijn, dat blijkt
uit
het door klager getoonde, uitgewerkte vonnis in klagers strafzaak, geen mensen die in opdracht van klager bij die personen langs geweest, maar het waren verbalisanten. Er worden in klagers zaak veel argumenten naar voren gebracht waartegen klager zich
niet c.q. nauwelijks kan verdedigen maar waarvan klager weet dat het onzinargumenten zijn.
Toen klager na de schorsing van de plaatsingsbeslissing terugkwam in Krimpen aan den IJssel, werden hem weer alle eerder verleende rechten (inclusief BZT) gegeven. Hem zijn nu de standaard GVM-(toezicht)maatregelen opgelegd, zoals hij die ook had voor
zijn plaatsing in de BPG.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het selectieadvies van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel komt het beeld naar voren van een gedetineerde die manipulatief kan zijn en mensen (onbewust) dingen voor hem laat regelen. Als geen gehoor wordt gegeven aan zijn verzoek, uit
hij
verkapte bedreigingen naar zijn casemanager. Hij weet dagelijks met verschillende telefoonkaarten te bellen, welke gesprekken door hem in zowel het Nederlands als het Koerdisch worden gevoerd. Medegedetineerden koken voor hem en als hij te lang belt,
wordt hij door hen niet gecorrigeerd. Hiermee ondermijnt hij het controlesysteem en maakt hij het onmogelijk om hem goed te monitoren. Aan klager is aangezegd dat telefoongesprekken van hem kunnen worden uitgeluisterd. Dat is in zijn geval niet
mogelijk
omdat hij telefoonkaarten van anderen gebruikt.
Hij probeert via verschillende personeelsleden privileges te bemachtigen. Hij weet daardoor op momenten dat hij zich ziek heeft gemeld van de arbeid en geen andere activiteiten mag ondernemen uitgesloten te worden en te telefoneren. Klager staat sinds
juli 2013 op de GVM-lijst in verband van voortgezet crimineel handelen in detentie. Op 27 en 29 juli 2015 is er een rapport opgemaakt door het Grip, betreffende informatie waaruit zou blijken dat klager zou proberen te ontsnappen en dat hij een aantal
mensen voor hem heeft werken die incasso’s voor hem regelen. Het Grip heeft over die informatie opgemerkt dat over de betrouwbaarheid daarvan geen oordeel kan worden gegeven. Klager heeft gedurende de tijd dat hij op de GVM-lijst staat laten zien dat
hij het systeem ondermijnt. Hem zijn extra toezichtmaatregelen opgelegd. Desondanks is hij in staat gebleken om ongecontroleerd contacten met buiten te onderhouden. Klager heeft laten zien dat hij tijdens detentie doorgaat met het uiten van zeer
ernstige bedreigingen. Nieuwe delicten moeten worden voorkomen, zo ook het ontstaan van maatschappelijke onrust en een geschokte rechtsorde. Gelet daarop is een plaatsing op de BPG-afdeling op zijn plaats. Blijkens de rapportage van de p.i. Vught laat
klager op 19 en 25 september 2015 een andere gedetineerde op zijn code naar klagers vriendin en een andere persoon bellen. Klager behoort in een regime te verblijven waar hij goed kan worden gemonitord. Hij is daarom op zijn plaats in de BPG.

4. De beoordeling
4.1. De BPG te Vught is een inrichting voor mannen en vrouwen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
De beslissing om klager op de BPG te Vught te plaatsen is met name genomen in verband met de verdenking van voortgezet crimineel handelen tijdens detentie, de vrees voor ontvluchting en de noodzaak van een goede monitoring en het goed kunnen volgen van
klager. Een en ander wordt – blijkens de reactie van de selectiefunctionaris en het selectieadvies van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel - met name onderbouwd door een tweetal rapporten van het Grip respectievelijk van 27 juli 2015 en van
29 juli 2015. In die Griprapporten, welke overigens ook aanleiding zijn geweest voor het advies van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel, staat telkens vermeld dat een oordeel over de betrouwbaarheid van de informant – en mitsdien ook niet
over de betrouwbaarheid van de informatie – niet kan worden gegeven. Die beide rapporten kunnen daarom niet als grondslag dienen voor de bestreden beslissing. Nu ook overigens de aanwezigheid van een contra-indicatie voor een verblijf in een inrichting
met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap niet aannemelijk is geworden, moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris derhalve bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als
onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven