Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2560/TA, 15 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2560/TA

betreft: [klager] datum: 15 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.W. van Zanden, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 juli 2015 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord mr. D.W.H.M. Wolters, kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr. R.W. van Zanden, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...]
en [...].
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. vervoer naar het ziekenhuis met een bus van DV&O;
b. slecht onderhoud van het sportveld als gevolg waarvan klager ten val is gekomen;
c. lekkage aan het dak waardoor klager vanwege water in de gang ten val is gekomen.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft het beklag onder a. en b. ingediend zodra hij daartoe medisch gezien in staat was. Klager had een gebroken enkel, had veel pijn waarvoor hij pijnmedicatie kreeg en moest en kon slechts op bed liggen. Klager kon in eerste instantie nog wel
lopend naar de fysiotherapeut, maar deze heeft zijn been onderzocht waardoor klager veel pijn heeft ondervonden. Verwezen wordt naar RSJ 4 februari 2013, 12/3224/GA en 12/3234/GA waaruit klager afleidt dat overschrijding van de beklagtermijn
verschoonbaar kan zijn vanwege een prohibitieve medische toestand.
a. Klagers recht op facilitaire zorg is geschonden door geen passend vervoer voor hem te regelen. Dit is ook in strijd met het recht op passend vervoer ex artikel 32.2 van de European Prison Rules (EPR). Klager heeft veel pijn ondervonden van de
ongeschikte wijze van vervoer en meent dat zijn botbreuk is verergerd door het transport. De inrichting had rekening met zijn botbreuk moeten houden. Bij de beroepscommissie is onlangs een andere beroepszaak van klager behandeld met betrekking tot het
niet direct naar het ziekenhuis sturen van klager.
b. en c. Klager meent aan artikel 5 EVRM het recht op veiligheid te kunnen ontlenen. De inrichting dient het sportveld zo te onderhouden dat het gebruik daarvan veilig is. Klager meent dat de blessure is veroorzaakt door het (gebrekkige) onderhoud van
het sportveld door de inrichting. Op grond van artikel 18.1 van de EPR heeft klager recht op een accommodatie die geen gevaar voor zijn gezondheid oplevert. Het hoofd van de inrichting is niet alleen verantwoordelijk voor de persoonlijke
verblijfsruimte, maar ook voor de omgeving zoals het sportveld en de gangen.
Er ligt vaak water in de gangen van de inrichting. Klager is door water in de gang ten val gekomen, waardoor hij pijn heeft ondervonden en zich druk maakte over de gevolgen van de val voor zijn botbreuk. Klagers been is tot op heden nog steeds
gevoelig.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. en b. Volgens de rapportage ging het dinsdagavond nog wel met klager en heeft hij als gevolg van het onderzoek van de fysiotherapeut veel pijn gehad. De inrichting kan klager niet volgen in zijn stelling dat hij zo veel pijn had dat hij pas na een
maand en niet binnen een week beklag heeft kunnen indienen. Klager is goed op de hoogte en had kunnen weten dat hij eerder in beklag had moeten gaan. De indruk bestaat dat klager in beklag is gegaan na ontvangst van zijn loonstrookje omdat hij toen zag
dat hij geen loon kreeg. Klager heeft daarover ook een klacht ingediend en heeft die klacht inmiddels ingetrokken.
a. Er is geen diagnose gemist. Volgens de fysiotherapeut was klagers blessure moeilijk te onderzoeken. Een breuk was niet uit te sluiten maar men wilde het eerst twee dagen aanzien. Er is toch een foto in het ziekenhuis gemaakt omdat klager niet twee
dagen wilde wachten. De medische dienst zag op dat moment geen indicatie voor speciaal vervoer naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis is een breuk geconstateerd en heeft klager gips gekregen. Daarna is wel speciaal vervoer voor klager geregeld.
b. Het kunstgrassportveld wordt niet intensief gebruikt en heeft daarom weinig te lijden. Er vindt voldoende onderhoud van het kunstgras plaats. Vanwege klagers klacht is het kunstgras geïnspecteerd en het veld bleek in orde te zijn. Er is geen
aanwijzing dat klager vanwege de staat van het kunstgras ten val is gekomen. Volgens de sportbegeleider was geen sprake van een uitglijder uit het niets en is klager in een spelsituatie ten val gekomen. Niet bekend is of in die tijd sprake was van meer
valpartijen dan voorheen.
c. Bekend is dat omstreeks 21 juni 2015 water in de gang van de afdeling Karmijn lag. Niet bekend is of daar toen een waarschuwingsbord bij geplaatst was. Klagers been was in die tijd hersteld. Klager heeft aangegeven dat hij door de val meer pijn had,
maar is niet bij de medische dienst geweest. Er ligt met regelmaat water in de gang als gevolg van lekkage aan het dak. Naar aanleiding van klagers klacht zijn personeel en patiënten gevraagd melding te maken van water in de gangen zodat in dat geval
een waarschuwingsbord geplaatst wordt. De noodzakelijke reparatie van het dak is in de winter niet mogelijk.

3. De beoordeling
a. en b. De beklagcommissie heeft niet onderzocht of de termijnoverschrijding voor het indienen van beklag verschoonbaar is te achten. Klager heeft in beroep niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van een zodanige pijn en fysiek ongemak dat hij niet
eerder dan op 19 mei 2015 beklag heeft kunnen indienen over de val op 21 april 2015 en de wijze van vervoer naar het ziekenhuis op 23 april 2015. Klager had desnoods een personeelslid kunnen vragen een klachtformulier voor hem in te vullen of een
advocaat kunnen inschakelen.
Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard, met aanvulling van de gronden.

c. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Naar het oordeel van de beroepscommissie ziet het in artikel 5 EVRM neergelegde recht op - onder meer - veiligheid van de persoon niet op de
door klager bedoelde algemene gebouwelijke veiligheid van een penitentiaire inrichting of tbs-inrichting. Artikel 18.1 van de EPR ziet op de verblijfsruimten van justitiabelen. Bovendien hebben de EPR uitsluitend de status van aanbeveling en kunnen er
geen individuele rechten aan deze regels worden ontleend.
Het beroep zal in zoverre eveneens ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, wat betreft a. en b. met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 december 2015.

secretaris voorzitter

 

Naar boven