Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2279/GA, 3 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2279/GA

betreft: [klager] datum: 3 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak van 16 juli 2015 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2015, gehouden in de locatie De Schie, zijn gehoord klager, zijn raadsvrouw mr. S. van Hees en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het onvoldoende compenseren van klager voor bedorven voedsel als gevolg van een alarmsituatie.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en nog geen tegemoetkoming vastgesteld, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 21 mei 2015 was er omstreeks 21.15 uur een acute alarmsituatie. Alle gedetineerden zijn daarbij ingesloten. Omdat de alarmsituatie langer duurde
dan het dagprogramma, zijn de gedetineerden niet meer uitgesloten. Het kan gebeuren dat een kookmoment niet kan worden afgemaakt door een alarmsituatie. Dat komt voor het risico van de gedetineerden. Niet uitgesloten is dat alle potten en pannen
blijven
staan zoals ze zijn achtergelaten, om discussies over het weggooien van al dan niet bedorven voedsel te voorkomen. Alle gedetineerden krijgen iedere dag een maaltijd. Daarop ziet de zorgplicht van de directeur. De gedetineerden kunnen ook in de winkel
iets kopen en klaarmaken voor zichzelf of voor elkaar. Daarbij is het ook mogelijk dat voor meerdere dagen wordt gekookt. In een situatie als onderhavig wordt in beginsel geen vergoeding aangeboden, want er is sprake van overmacht. De inrichting is ook
niet verplicht om te compenseren. In dit geval is uit coulance een compensatie van € 5,= aangeboden, omdat er voedsel moest worden weggegooid. Het beroep van de directeur is gericht tegen de overweging van de beklagcommissie dat de door de directeur
aangeboden compensatie van € 5,= te weinig is.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager was kip en vis aan het bereiden voor een paar dagen, maar hij heeft alles moeten weggooien omdat het niet gaar was. Hij heeft ongeveer

16,75 uitgegeven aan de vis en de kip. Er ligt wel degelijk een verantwoordelijkheid bij de directeur, dan wel bij de PIW-ers. Zo had het voedsel afgedekt kunnen worden en in de koeling gezet kunnen worden. Voor het bedrag dat klager kwijt was aan de
kip en vis moet klager zes dagen werken.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de gedetineerden op 21 mei 2015 een half uur voor beëindiging van het dagprogramma zijn ingesloten en vervolgens niet meer zijn uitgesloten. Klager was op dat moment aan het koken en aan hem is geen mogelijkheid
geboden om zijn voedsel veilig te stellen. Het had op de weg van de directeur gelegen om er voor te zorgen dat de schade werd beperkt, althans beperkt kon worden. Niet is gebleken dat dit niet mogelijk was geweest, ook niet na afloop van de
alarmsituatie, ongeacht of dat na het moment van insluiting was. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat het bedorven, althans niet meer bruikbare, voedsel een waarde had van € 16,75. De door de directeur aangeboden compensatie kan derhalve
niet als redelijk en billijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal ongegrond worden verklaard. Nu de beklagcommissie nog geen oordeel heeft gegeven over de hoogte van de tegemoetkoming, zal de beroepscommissie dit wegens proceseconomische
redenen in eerste en enige aanleg afdoen. Gelet op bovenstaande zal zij aan klager een tegemoetkoming van € 16,75 toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 16,75 toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, R. van Benthem en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 3 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven