Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1649/GB, 15 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02\1649\GB

betreft: [klager] datum: 15 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1968], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 juli 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is op 16 oktober 2002 door de voorzitter van de beroepscommissie mr. J.R. Meijeringh gehoord. Het horen van klager heeft plaatsgevonden met behulp van een tolk in de Franse taal middels de tolkentelefoon.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

1.1. De feiten
Klager is sedert 2 maart 2001 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. De Schie te Rotterdam. Op 30 januari 2002 is klager overgeplaatst naar het h.v.b. van de EBI Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De standpunten
2.1. Door klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht. In verband met klagers eerdere poging tot ontsnapping is men bang dat klager weer een vluchtpoging zal ondernemen.Klager kan er niets aan doen dat de andere gedetineerde, die een specialist is in explosieven, met hem ontsnapt is. Klager kon niet tegen die gedetineerde zeggen dat hij niet mee kon. Voorts wordt klager voorgehouden dat er eenvuurwapen bij hem is aangetroffen. Klager heeft inderdaad op iemand geschoten maar die persoon is niet overleden. Het gebeurt regelmatig dat er op iemand geschoten wordt en degenen die dat doen zijn niet allen in de EBI gedetineerd.Klager is niet vluchtgevaarlijk. Het is alsof je een vogel opsluit in een kooi. Als de deur open is, ontvlucht de vogel en in klagers geval stond de deur open. Hij moest op dat moment nog twee jaar zitten. In het onderliggenderapport staat vermeld dat er een lepel in klagers wasgoed is aangetroffen. Klager heeft die lepel niet gestolen en in het wasgoed verstopt. Hij heeft ook niet gezegd dat hij die lepel had verloren. De lepel was gewoon gevallen.Voorts is de kleding, waarin de lepel is aangetroffen, geen kleding die door klager zelf wordt gewassen.

2.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI Nieuw Vosseveld te Vught wordt aangegeven het verblijf van klager in de EBI te continueren.

2.3. De selectiefunctionaris heeft in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI klager opgeroepen voor een gesprek. Klager heeft echter te kennen gegeven daarop geen prijs te stellen.

2.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat uit beschikbare informatie blijkt dat klager naast zijn vuurwapengevaarlijkheid gekwalificeerd moet worden als daadwerkelijk vluchtgevaarlijk. Klager heeft op 12 december 2001 samenmet een medegedetineerde getracht te ontvluchten uit h.v.b. De Schie. De poging tot ontvluchting was door klager zorgvuldig en wekenlang voorbereid. Klagers poging tot ontvluchting en de geslaagde ontvluchting van klagersmedegedetineerde hebben geleid tot grote maatschappelijke onrust en tot een ernstig geschokte rechtsorde. Voorkomen dient te worden dat klager vanuit zijn bouwkundige achtergrond en kennis opnieuw organisatorisch invulling geeft aanontvluchtingsvoornemens niet alleen gericht op ontvluchting van hemzelf maar ook gericht op ontvluchting van medegedetineerden. Opgevallen is dat klager in de EBI veel aandacht had voor handelingen van personeel bij het uitsluitenvan klager. Voorts is een vermiste lepel in klagers wasgoed aangetroffen.

3. De beoordeling
3.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

3.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichtinggedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

3.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

3.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Klager, die als vuurwapengevaarlijk wordt aangemerkt en in verband met een levensdelict gedetineerd is, heeft op 12 december 2001 getracht te ontvluchten uit het h.v.b. De Schie. Een medegedetineerde is daarbij daadwerkelijkontvlucht. Klager heeft de onvluchting(spoging) zorgvuldig voorbereid. Tevoren heeft hij er voor gezorgd dat hem op grond van goed gedrag een baantje als reiniger werd gegeven zodat hij meer vrijheid had om de ontvluchting(spoging)voor te bereiden. Klager heeft vervolgens gereedschap weggenomen, daarmee tralies verbogen en een groot gat in een raam geslagen en is over een muur geklommen.
In de EBI is opgevallen dat klager veel aandacht had voor de handelingen van personeel bij het uitsluiten. Voorts werd een lepel van klager vermist en is deze teruggevonden in klagers wasgoed. Deze aanwijzingen doen vrezen voor eenhernieuwde ontsnappingspoging.
De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, tot het oordeel dat in redelijkheid kon worden geconcludeerd dat klager nog steeds een extreem vluchtrisico en eenonaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten vormt. Het terzake door klager gevoerde verweer doet hier niet aan af.
De beroepscommissie concludeert dat klager, gelet op het hiervoor overwogene, valt in de onder 4.2 bedoelde categorie a. De beroepscommissie komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in deEBI te verlengen niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 november 2002

secretaris voorzitter

Naar boven