Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3059/GA, 17 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3059/GA

betreft: (klager) datum: 17 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

(...), verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 augustus 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsman mr. M.S. Rozenbeek en mevrouw (...), juridisch medewerker van de p.i. Lelystad. Als toehoorder was aanwezig de heer (...).
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het feit dat klagers bezoekregeling is ingetrokken na zijn overplaatsing naar een andere afdeling (klachtnummer 539);
b. klagers interne overplaatsing (klachtnummer 540);
c. het feit dat klager op 18 september 2014 ingesloten is geweest (klachtnummer 541);
d. het feit dat, ondanks dat klager zijn boodschappen geannuleerd heeft, er toch geld van zijn rekening is afgeschreven (klachtnummer 662);
e. de vermissing en beschadiging van persoonlijke voorwerpen na klagers overplaatsing naar een andere inrichting (klachtnummer 699);

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt, zakelijk weergegeven, toegelicht.
Voor alle klachten geldt dat het verweer zoals dat in de beklagprocedure is gevoerd wordt gehandhaafd. Daarnaast is per klacht nog het volgend aangevoerd.
Ten aanzien van a: de reden dat de bezoekregeling is toegestaan was dat het moeilijk was voor klagers vrouw en kinderen om hem te komen bezoeken. Zijn vrouw heeft geen eigen vervoer en zijn schoonvader reed hen dan naar de p.i. Klager mocht vier
bezoekers per keer in een aparte kamer ontvangen. Bij een tussentijdse toets is de bezoekregeling, ondanks dat er sprake was van ongewijzigde omstandigheden, gestopt. Het feit dat klager door de bezoekregeling niet meer bezoek heeft ontvangen, was niet
de reden om de bezoekregeling toe te staan. Het ging erom dat het voor het bezoek makkelijker was om te komen, niet dat vaker bezoekers zouden komen.
Ten aanzien van b en c: de basis voor de insluiting van klager en zijn interne overplaatsing vormt een vel papier gedateerd 18 september 2015. De beklagcommissie heeft overwogen dat het aan klagers eigen gedrag te wijten is dat de beslissing tot zijn
overplaatsing is genomen. Dat stuit klager tegen de borst. Hij is overgeplaatst omdat hij het niet kon vinden met de mentoren. Klager heeft het hier in het gesprek toen verder bij gelaten, maar hij gaf nog wel aan dat hij de media erbij wilde halen en
zijn best ervoor zou doen dat medewerker Sietze zou worden ontslagen. Dat zijn geen uitspraken waar dreiging vanuit gaat en de beslissing om klager in te sluiten is dan ook niet juist.
Ten aanzien van d: de raadsman refereert zich aan het oordeel van de beroepscommissie.
Ten aanzien van e: uit de emailwisseling die bij de stukken zit komt naar voren dat men er op de afdeling te laat achter kwam dat klager diezelfde dag werd overgeplaatst. Hij moest heel snel zijn spullen inpakken en is daarbij geholpen door het
personeel. Er blijkt niet van een tijdspanne waarbinnen een en ander is gebeurd. Op het formulier van de celontruiming door twee piw-ers is eveneens geen tijd aangegeven. Nu die tijdsspanne onduidelijk is gebleven, dient dat ten voordele van klager uit
te vallen. Dat het allemaal rap moest, blijkt wel uit het feit dat spullen van klager niet voldoende gespecificeerd in aantal zijn aangegeven. De gevolgen van de snelle overplaatsing mogen niet ten nadele van klager uitvallen.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a: het bleek dat de bezoekregeling eigenlijk geen toegevoegde waarde had. Klager ontving niet vaker bezoek. Bovendien bleek niet dat er een bijzondere band met zijn bezoek werd opgebouwd die niet ook met de reguliere bezoekprocedure in
de bezoekzaal kon worden opgebouwd. Als klager een bijzondere bezoekregeling wordt toegestaan dan wordt er verwacht dat daar dan meer gebruik van wordt gemaakt. Het afdelingshoofd heeft geen toezeggingen gedaan over het voortduren van de bezoekregeling
na klagers overplaatsing. Klager heeft na de stopzetting van de bijzondere bezoekregeling geen gebruik meer gemaakt van de aparte kamer. Dit is desgevraagd door de afdeling beveiliging bevestigd. Die overweging van de beklagcommissie, die is gebaseerd
op de reactie van de directeur van 12 maart 2015, is feitelijk onjuist.
Ten aanzien van b en c: klager had alle mentoren inmiddels gehad en het was niet gelukt om zijn gedrag in positieve zin te beïnvloeden. Er werd hem daarom nog een kans geboden maar wel op een andere afdeling. Mentor S heeft aangegeven zich door de
uitlatingen van klager bedreigd te hebben gevoeld en dit werd bevestigd door het afdelingshoofd. Vanwege de orde en de veiligheid werd het niet verantwoord geacht om klager op de afdeling rond te laten lopen waar hij S kon tegenkomen en is hij
ingesloten tot de afhandeling van het verslag door de directeur. De directeur vond het niet nodig om klager nog een straf op te leggen. De woordkeuze van de directeur dat klager al genoeg zou zijn gestraft is niet een gelukkige, want het betreft hier
een ordemaatregel.
Ten aanzien van e: de tijdsspanne is niet meer aan te geven, maar klager had voldoende tijd om zijn spullen in te pakken want het busje was er nog niet. Het is niet gebruikelijk om aantallen toiletartikelen aan te geven op een ontruimingsformulier. Het
ware beter geweest om dat wel te doen, evenals het aangeven van de tijd, en die suggestie zal ook worden meegenomen, maar het is niet alleen in deze zaak dat het niet gebeurt.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a: de beroepscommissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het intrekken van de bezoekregeling van klager samenhangt met zijn overplaatsing naar een andere afdeling. De reden die uiteindelijk voor de intrekking van de
bezoekregeling is gegeven, klager ontvangt niet vaker bezoek dan ervoor, is niet een voorwaarde geweest voor het toestaan daarvan. De bezoekregeling zou het makkelijker maken voor klagers bezoekers om te komen. Bovendien is ter zitting gebleken dat
klager na de intrekking van de bezoekregeling geen gebruik meer mocht maken van de aparte kamer. De beroepscommissie is van oordeel dat sprake is van een onvoldoende zorgvuldig genomen beslissing en verklaart het beroep ten aanzien van dit onderdeel
gegrond. De beroepscommissie acht geen aanleiding aanwezig om klager een tegemoetkoming toe te kennen nu hij zijn bezoekers op reguliere wijze heeft kunnen ontvangen en hij twee maanden na de klacht is overgeplaatst naar een andere inrichting.

Ten aanzien van b c, en d: hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre
ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie merkt ten aanzien van c nog het volgende op. Klager is in het kader van een zogenaamd bewaardersarrest ingesloten. Dat betreft een ordemaatregel. De opmerking van de directeur dat geen aanvullende straf
is
opgelegd omdat klager vanwege het feit dat hij reeds enige uren ingesloten had gezeten voldoende was gestraft is derhalve onjuist.

Ten aanzien van e: uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht maakt de beroepscommissie op dat klager weinig tijd heeft gehad om zijn spullen in te pakken. Er was haast bij. Voor wat betreft de door hem gestelde beschadiging aan zijn
tondeuse en radio zijn er geen aanknopingspunten om de directeur hiervoor verantwoordelijk te stellen. Apparatuur wordt bij het ontruimen van een cel niet getest door het personeel en er zijn geen zichtbare defecten of gebreken op het
ontruimingsformulier genoteerd. Er is daarom niet met zekerheid te zeggen dat de goederen op het moment van de celontruiming in orde waren. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard. Met betrekking tot de mondwaterspoeling en de shampoo zijn
geen aantallen op het ontruimingsformulier aangegeven. Klager stelt dat hij drie stuks shampoo had en er een heeft teruggekregen en dat hij vier stuks mondwaterspoeling had en er een heeft teruggekregen. De beroepscommissie acht het
celontruimingsformulier op dit punt onzorgvuldig en zal het beroep in zoverre gegrond verklaren en klager een tegemoetkoming van €10,= toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b,c, d en e, voor zover het de beschadiging van de tondeuse en de radio betreft, ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a en e, voor zover het de vermissing van shampoo en mondwaterspoeling betreft, gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven