Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3650/SGA, 9 november 2015, schorsing
Uitspraakdatum:09-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/3650/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 9 november 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. D. Nieuwenhuis, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Ooyerhoek Zutphen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 3 november 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van vijf dagen, ingaande op 3 november 2015 om 08.00 uur en eindigende op 8 november 2015 om 08.00 uur, wegens het wederom positief scoren op
gebruik van cannabis, hetgeen duidt op het herhaald gebruik van softdrugs tijdens detentie.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 4 november 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 november 2015 en 9 november 2015.

1. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde disciplinaire straf eindigde op 8 november 2015 om 08.00 uur.
Nu er geen sprake meer is van een tenuitvoerlegging van de bestreden disciplinaire straf, heeft verzoeker geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.

De voorzitter overweegt bij haar beslissing nog het volgende.
In het kader van een zorgvuldige beoordeling van onderhavig verzoek heeft de voorzitter nadere inlichtingen gevraagd aan de directeur en deze ook van de directeur ontvangen. Deze inlichtingen zijn ook ter kennisneming aan verzoeker en zijn raadsman
gezonden. Een en ander heeft ertoe geleid dat niet eerder op dit verzoek kon worden beslist dan nadat de tenuitvoerlegging van de onderhavige disciplinaire straf inmiddels was beëindigd. Hoewel de voorzitter dit laatste betreurt, is de voorzitter van
oordeel dat het belang van een zorgvuldige voorbereiding van de uitspraak zwaarder mocht te wegen.

De voorzitter zal in dit geval, hoewel al duidelijk is dat het verzoek zal worden afgewezen, antwoord geven op de door en namens verzoeker opgevoerde weren.
Het namens verzoeker gevoerde verweer, inhoudende dat verzoeker eerst na een uur het aanvraagformulier voor de urinecontrole heeft kunnen tekenen, zou – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet kunnen slagen. Ingevolge artikel 3, zevende lid
van de Regeling Urinecontrole Penitentiaire inrichtingen dient zowel door de gedetineerde als het personeelslid een handtekening op het aanvraagformulier te worden geplaatst maar hierin is niet opgenomen dat dit binnen een uur na de urineafname dient
te
geschieden.

Het namens verzoeker gevoerde verweer, inhoudende dat de thans aangetoonde
THC-waarde zou wijzen op afbouw, kan evenmin slagen. De verstreken tijd tussen de controles van 12 september 2015, waarbij een THC-waarde van 167 met een
cannabinoide-kreatinineratio van 42,6 werd aangetoond, en van 23 oktober 2015, waarbij uiteindelijk (na een herhalingsonderzoek) 29 oktober 2015 een THC-waarde van 77 met een cannabinoide-kreatinineratio van 28,1 werd aangetoond, is dermate dat,
behoudens in het geval van bijzondere omstandigheden, welke bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd noch aannemelijk zijn geworden, niet gesproken kan worden van afbouw.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven