Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3621/SGA, 3 november 2015, schorsing
Uitspraakdatum:03-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/3621/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 3 november 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van,

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van – zo begrijpt de voorzitter – 18 augustus 2015, inhoudende de oplegging van een aantal
toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaats en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (GVM-lijst). De tenuitvoerlegging van de maatregelen is ingegaan op 18 augustus 2015 en zal eindigen op 18 februari
2016. Bij de oplegging van die maatregelen is tevens bepaald dat de noodzaak van voortduring daarvan maandelijks door de directeur zal worden getoetst.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de reactie van de secretaris van de beklagcommissie, inhoudende dat het schorsingsverzoek tevens zal worden aangemerkt als klaagschrift en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 3 november
2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Bij oplegging en/of verlenging van toezichtmaatregelen als de onderhavige dient, indien het een gedetineerde betreft die op de GVM-lijst staat vermeld met de status ‘Hoog’ dan wel ‘Verhoogd’ te zijn voldaan aan een viertal eisen.
a. er dient een noodzaak te zijn voor de oplegging van die toezichtmaatregelen;
b. de gedetineerde dient te worden gehoord alvorens de toezichtmaatregelen worden opgelegd;
c. de directeur dient een eigen belangenafweging te maken, welke belangenafweging voldoende inzichtelijk en kenbaar moet zijn voor de gedetineerde en – in voorkomende gevallen de beklag- en (voorzitter van de) beroepscommissie;
d. indien de toezichtmaatregelen worden opgelegd voor een periode van meerdere maanden, dient de directeur maandelijks te toetsen of er een noodzaak is voor de voortduring van die toezichtmaatregelen.

Verzoeker heeft als (enige) grond voor een toewijzing van het verzoek aangevoerd dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing moet worden geschorst omdat hem geen mededeling is gedaan van het resultaat van de maandelijkse toetsing door de
directeur omtrent de noodzaak van voortduring van de toepassing van de toezichtmaatregelen. De voorzitter zal zich daarom in de beoordeling van het verzoek beperken tot die grond. De directeur heeft in zijn reactie aangevoerd dat de door verzoeker
genoemde toetsing maandelijks geschiedt en dat verzoeker na terugkomst van een tijdelijk verblijf in een andere inrichting (op Bonaire) door de directeur is gehoord over de noodzaak van verlenging van de onderhavige maatregelen. Hoewel de voorzitter
het
op zich (zeer) wenselijk acht dat de directeur naar aanleiding van zijn maandelijkse toetsing aan de betrokken gedetineerde het resultaat van die toetsing schriftelijk mededeelt, is een dergelijke (schriftelijke) mededeling niet wettelijk
voorgeschreven. Nu voldoende aannemelijk is dat de maandelijkse toetsing heeft plaatsgevonden en door verzoeker in het schorsingsverzoek overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die twijfel zouden kunnen oproepen omtrent de noodzaak van
voortduring van de betreffende toezichtmaatregelen, moet het verzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven