Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2683/SGA (herstelbeslissing), 20 augustus 2015, schorsing
Uitspraakdatum:20-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/2683/SGA (herstelbeslissing)
Betreft : [kklager] datum: 20 augustus 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen klaagschrift, tevens verzoekschrift, ingediend door mr. D.
Nieuwenhuis, namens

[...], verder verzoeker te noemen, thans verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de p.i. Almelo van 13 augustus 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 12 augustus 2015 om 15.00 uur en eindigende op 26 augustus 2015 om 15.00 uur, wegens het maken van allerlei vervelende opmerkingen over en tegen de directeur en overige
personeelsleden (waaronder het betichten van een personeelslid van schending van integriteit).

De voorzitter heeft kennisgenomen van de aanvulling op het schorsingsverzoek van verzoekers raadsman van 13 augustus 2015 alsmede van de op 13 en 19 augustus 2015 ingekomen schriftelijke inlichtingen van de directeur van de p.i. Almelo.

1. De beoordeling
Bij beslissing van 17 augustus 2015 heeft de voorzitter het schorsingsverzoek van verzoeker zonder het verzoek inhoudelijk te beoordelen afgewezen, omdat er – naar de voorzitter had begrepen – door verzoekers overplaatsing naar de p.i. Zwolle geen
sprake meer was van tenuitvoerlegging van de bestreden disciplinaire straf. Naar nu is gebleken heeft de directeur van de p.i. Zwolle op verzoek van de directeur van de p.i. Almelo de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf overgenomen en is er
derhalve nog steeds sprake van tenuitvoerlegging van die straf. De voorzitter zal het verzoek thans alsnog inhoudelijk beoordelen. De beslissing van 17 augustus 2015 wordt hierbij ingetrokken en deze herstelbeslissing zal hiervoor in de plaats worden
gesteld.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dit het geval.

De directeur heeft twee schriftelijke mededelingen, beide opgemaakt op 12 augustus 2015, overgelegd en de voorzitter gaat ervan uit dat deze twee verslagen de grondslag hebben gevormd voor de opgelegde disciplinaire straf. In het verslag dat is
opgemaakt door rapporteur S. staat – samengevat weergegeven – dat het vermoeden bestaat dat verzoeker tijdens bezoek contrabande heeft ingevoerd en dat hij tijdens de daarop volgende plaatsing in een afzonderingscel bedreigingen heeft geuit over en
tegen de directeur en personeelsleden. Onderaan dit verslag staat: “Aan de gedetineerde is deze verslaglegging niet meegedeeld.” In het verslag dat is opgemaakt door rapporteur J. staat – samengevat weergegeven – dat verzoeker tegen een personeelslid
heeft verteld dat een collega-personeelslid telefoons heeft binnengesmokkeld. Dit verslag is wel aan verzoeker aangezegd.

Ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Pbw dient een schriftelijke mededeling aan de gedetineerde te worden aangezegd. Zonder die aanzegging mag geen disciplinaire straf worden opgelegd. Nu het door rapporteur S. opgemaakte verslag niet aan verzoeker
is aangezegd, mocht verzoeker naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet voor de feiten en omstandigheden die in dat verslag zijn vermeld worden gestraft. Alleen de feiten en omstandigheden als vermeld in het door rapporteur J. opgemaakte en wel
aangezegde rapport mochten aan de bestreden beslissing ten grondslag worden gelegd.

De voorzitter kan onvoldoende uitsluiten dat beklagcommissie een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel voor de gedraging van verzoeker, zoals beschreven in het door rapporteur J. opgestelde rapport, als disproportioneel zal
beschouwen. Gelet hierop acht de voorzitter termen aanwezig om thans de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur te schorsen. Het verzoek zal derhalve worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter trekt in de in deze zaak gegeven beslissing van de voorzitter van 17 augustus 2015, wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur van 13 augustus 2015 met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op
het
onderliggende beklag heeft beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A Groeneveld, secretaris, op 20 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven