Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1613/TA en 15/1713/TA, 25 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 15/1613/TA en 15/1713/TA

betreft: [klager] datum: 25 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door respectievelijk mr. A.T.G. van Wandelen
namens

[...], verder te noemen klager, en

het hoofd van FPC Veldzicht te Balkbrug,

gericht tegen de uitspraak van 7 mei 2015 van de beklagcommissie bij FPC Veldzicht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. A.T.G. van Wandelen en het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en om de beroepen schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft bepaald dat het hoofd van de inrichting en klager in onderling overleg een tegemoetkoming dienen vast te stellen vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de weigering om klager te laten telefoneren (met
uitzondering van het telefoneren met zijn advocaat) en de weigering van bezoek, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beklagcommissie kan niet tot vaststelling van een passende tegemoetkoming komen en draagt partijen op om die in onderling overleg vast te stellen, terwijl klager wel degelijk aannemelijk
heeft
gemaakt welke inkomsten hij is misgelopen. De beperkingen hebben de gehele periode geduurd. Klager zijn geen vervangende werkzaamheden aangeboden. Hij heeft zijn werkzaamheden buiten de inrichting drie weken niet kunnen uitvoeren en heeft recht op €
322,50 vanwege gemiste inkomsten. Voorts heeft hij zes privé-verloven gemist en wordt verzocht om hem ter zake daarvan een tegemoetkoming van € 300,= toe te kennen. In totaal wordt verzocht om verzoeker een tegemoetkoming van € 832,50 toe te kennen
vanwege de opgelegde beperkingen en de inkomsten die klager daardoor is misgelopen.
Klager wenst het beroep ter zitting van de beroepscommissie bijgestaan door zijn raadsvrouw nader toe te lichten.
Het door het hoofd van de inrichting ingestelde beroep is niet tijdig ingediend en bevat geen inhoudelijk standpunt. Verzocht wordt om het hoofd van de inrichting niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep.

Het hoofd van de inrichting heeft het beroep niet toegelicht en heeft niet gereageerd op het door klager ingestelde beroep.

Bij brief van 19 juni 2015 is aan het hoofd van de inrichting verzocht om aan te geven om welke reden pas op 30 mei 2015 een beroepschrift is geschreven.

Het hoofd van de inrichting heeft op 25 juni 2015 geantwoord dat een aantal zaken moest worden uitgezocht en dat een antwoord helaas langer op zich heeft laten wachten dan gewoonlijk.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst klagers verzoek om bijgestaan door zijn raadsvrouw het beroep ter zitting nader toe te lichten af.

De beroepscommissie kan zich verenigen met de beslissing van de beklagcommissie om het hoofd van de inrichting in overleg met klager een tegemoetkoming te laten vaststellen. Het beroep van klager (15/1613/TA) zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Overigens staat het klager vrij, indien een dergelijke beslissing van het hoofd van de inrichting uitblijft, om daartegen beklag in te stellen.

Voor wat betreft het beroep van het hoofd van de inrichting (15/1713/TA) overweegt de beroepscommissie dat de uitspraak door de beklagcommissie is verzonden op 19 mei 2015, het beroep is gedateerd 30 mei 2015 en is ontvangen op het secretariaat van de
Raad op 3 juni 2015. Als reden voor het late indienen van het beroep is gegeven dat zaken dienden te worden uitgezocht en dat dit langer heeft geduurd dan gewoonlijk. Naar het oordeel van de beroepscommissie is geen sprake van een verschoonbare
overschrijding van de beroepstermijn. Daarbij komt dat het beroep niet van gronden is voorzien.
Naar het oordeel van de beroepscommissie voldoet het beroep niet aan de eisen als gesteld in artikel 67, eerste lid, van de Bvt. Zij zal derhalve het hoofd van de inrichting niet-ontvankelijk verklaren in het beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager (15/1613/TA) ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het hoofd van de inrichting niet-ontvankelijk in het beroep (15/1713/TA).

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 september 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven