Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1163/GA, 13 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1163/GA

betreft: [klager] datum: 13 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 22 mei 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyershoek te Zutphen, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke inafschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2002, gehouden in de p.i. Utrecht, locatie Nieuwegein te Nieuwegein, is gehoord klager.

De directeur van de p.i. Achterhoek, locatie Ooyershoek te Zutphen dhr. [...] heeft telefonisch laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

De raadsman van klager, mr. H. de Jong, heeft telefonisch medegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet meer op cel mogen hebben van een personal computer met ingang van 15 mei 2002.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft beroep ingesteld d.d. 28 mei 2002 tegen de uitspraak van de beklagcommissie d.d. 22 mei 2002. Omdat dit beroepschriftniet op het secretariaat van de Raad is ontvangen, heeft klager d.d. 10 juni 2002 een nieuw beroepschrift aan het secretariaat toegestuurd.
Klagers klacht is door de beklagcommissie ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen sprake van een algemene maatregel maar van een beschikking als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. De regeling is weliswaar ingegaan op 15mei 2002 maar de beslissing is door de directeur genomen op 15 april 2002. Klagers klacht dateert van 17 april 2002.
Mocht er wel sprake zijn van een algemene maatregel op aanwijzing van de Minister genomen op directeurs niveau dan is die maatregel in strijd met artikel 48 van de Pbw en artikel 23 van de Grondwet en artikel 2 van het EVRM.
Klager volgde twee informatica-opleidingen die hij nu niet meer voort kan zetten. Met één uur onderwijs per week kan hij niets en zijn resocialisatie komt op de tocht te staan. Eén

informatica-opleiding wordt door klager betaald en de andere door de p.i. maar vanaf 15 mei 2002 heeft klager niet meer aan de opleidingen kunnen werken. Het verzoek van klager om gedurende de arbeid aan de cursussen te werken isafgewezen. Met betrekking tot deze beslissing is klager tevens in beklag gegaan. Klager heeft juist overplaatsing naar Zutphen gevraagd omdat het daar mogelijk was om een dergelijke opleiding te volgen. In Krimpen aan den IJssel, deinrichting waar klager voorheen verbleef, is het momenteel wel mogelijk om dergelijke opleidingen te volgen.

De directeur [...] heeft in beroep aangevoerd dat klager inmiddels in staat is gesteld om op de afdeling onderwijs op een voor hem passende, meer geavanceerde, pc te werken. Uit een gesprek tussen hoofd informatie en automatisering,de directeur, het afdelingshoofd en klager werd duidelijk dat klager onvoldoende tijd en gelegenheid had om zijn studie naar behoren te volgen. Afgesproken is dat bezien zou worden in hoeverre het aantal uren dat klager op de pc kanwerken uitgebreid kan worden. Het resultaat daarvan is nog niet bekend. Naar mening van de directeur is alles in het werk gesteld om de gevolgen van het verwijderen van de pc zoveel mogelijk binnen de grenzen van redelijkheid tebeperken en klager zoveel mogelijk in staat te stellen om zijn studie te kunnen volgen. De directeur heeft d.d. 10 oktober 2002 telefonisch medegedeeld te persisteren in dit standpunt.

3. De beoordeling
Klager heeft aangevoerd dat hij d.d. 28 mei 2002 een beroepschrift heeft ingediend tegen de beslissing van de beklagcommissie d.d. 22 mei 2002 en dat hij, toen bleek dat dit beroepschrift niet op het secretariaat van de Raad wasontvangen, d.d. 10 juni 2002 een nieuw beroepschrift heeft ingediend. Nu aangenomen moet worden dat het beroepschrift van 28 mei 2002 wel is verstuurd maar in het ongerede is geraakt, moet worden aangenomen dat klager de in artikel69, eerste lid, van de Pbw genoemde termijn niet heeft overschreden en zal de beroepscommissie klager ontvangen in zijn beroep.
Per brief van 27 december 2001 van het Ministerie van Justitie die gericht is aan de directeuren van penitentiaire inrichtingen is voorzover van belang aangekondigd dat het niet is toegestaan aan gedetineerden om ICT-middelen op celte hebben. Per schrijven van 23 januari 2002 heeft de directeur dit medegedeeld aan de gedetineerden. Voor gedetineerden die al ICT-middelen op cel hadden zou naar een individuele redelijke oplossing worden gezocht. Vervolgens heeftde directeur per brief van 15 april 2002 wederom gericht aan alle gedetineerden aangekondigd dat met ingang van 15 mei 2002 de ICT-middelen op de lijst van verboden voorwerpen zouden worden opgenomen. Klager heeft terzake op 17april 2002 beklag ingediend.
De beroepscommissie is van oordeel dat klagers klacht zich richt tegen uitvoering van een regeling die verbindend is voor alle zich in de inrichting bevindende gedetineerden. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie istegen een dergelijke beslissing in beginsel geen beklag mogelijk. Het beroep van klager treft derhalve geen doel en de beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. Y.A.J.M. van Kuyck, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 november 2002

secretaris voorzitter

Naar boven