Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1290/GA, 25 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1290/GA

betreft: [klager] datum: 25 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 20 april 2015 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2015, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klager heeft een afstandsverklaring getekend. Voorafgaand aan de zitting is tweemaal vanuit de Raad telefonisch contact opgenomen met het
secretariaat
van advocatenkantoor Kuijpers & Nillesen met de vraag of klager werd bijgestaan bij de behandeling van het beroep van de directeur. Hierop is geen reactie gekomen. Op de dag van de zitting is ’s middags per e-mail door het advocatenkantoor het verzoek
gedaan om de behandeling van het beroep aan te houden. Dit verzoek is afgewezen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlenging van toezichtmaatregelen in verband met klagers GVM-status (Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico) op 10 maart 2015.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 5 februari 2015 in de p.i. Vught binnengekomen. In het Operationeel Overleg (OO) van februari 2015 is klager besproken en is zijn
GVM-status “Hoog” verlengd. Nu de noodzaak tot het verlengen van klagers GVM-status nog bestond, was er voldoende aanleiding om over te gaan tot het verlengen van de maatregelen. Op
30 mei 2014 heeft klager gepoogd te ontvluchten na de voorgeleiding bij de rechter-commissaris in Den Bosch. Ook tijdens transporten manifesteerde klager zich meermaals als vluchtgevaarlijk. In september 2014 heeft hij meermaals gepoogd te ontvluchten.
Op
7 juli 2014 ontving het GRIP informatie waaruit bleek dat klager personen buiten de inrichting telefonisch en per brief intimideert en bedreigt. Er is sprake van een tiental aangiften wegens mishandeling en bedreiging. Ook binnen detentie is er sprake
geweest van bedreiging.
Gelet hierop is het noodzakelijk om alle bewegingen en contacten van klager te volgen. Voorafgaand aan de beslissing tot verlenging van de maatregelen wordt een gedetineerde maandelijks gemonitord en besproken in een intern GVM-overleg. In dit overleg
wordt een maandrapportage samengesteld voor het OO. Klager is door de directeur gehoord. Op basis van de informatie uit het GVM-overleg en het horen van klager, is besloten de toezichthoudende maatregelen te verlengen omdat dit noodzakelijk is om goed
toezicht te kunnen houden op klager en om de orde en veiligheid in de inrichting te kunnen waarborgen. Dit gelet op de indicatie van vluchtgevaar, het voortgezet crimineel handelen in detentie en het relatief korte verblijf van klager in de p.i. Vught.
Een en ander is aan de orde geweest bij de beklagcommissie. Er is wel degelijk naar de belangen van klager gekeken.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De directeur kan, indien dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst toezichtmaatregelen opleggen.
Alvorens hiertoe te beslissen dient de directeur een belangenafweging omtrent de noodzaak van die toezichtmaatregelen te maken.

Klager heeft ter zitting van de beklagcommissie aangevoerd dat de aan hem opgelegde toezichtmaatregelen in de locatie De Schie te Rotterdam tijdens zijn verblijf aldaar zijn beperkt. Dit is door de directeur van de p.i. Vught niet betwist. Na klagers
overplaatsing naar de p.i. Vught zijn hem meerdere toezichtmaatregelen opgelegd, die op 10 maart 2015 zijn verlengd. In de mededeling behorende bij de beslissing tot verlenging van de toezichtmaatregelen is de beslissing als volgt gemotiveerd: “U heeft
tijdens detentie verschillende ontvluchtingspogingen ondernomen. Er hangen u nog een tiental aangiftes boven het hoofd vanwege mishandeling en bedreiging. U heeft mensen buiten de inrichting per brief en telefonisch bedreigd. Ook binnen detentie is er
sprake geweest van bedreiging.”
Uit (de toelichting op) het beroepschrift volgt dat de ontvluchtingspogingen, de aangiften en de bedreiging binnen en buiten de inrichting zich eind 2014 hebben gemanifesteerd. De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat deze omstandigheden, in
combinatie met het feit dat klager pas relatief kort in de p.i. Vught verbleef, geleid hebben tot het verlengen van de aan klager opgelegde toezichtmaatregelen. In het beroepschrift heeft de directeur uiteengezet welke procedure is gevolgd alvorens de
beslissing tot verlenging van de toezichtmaatregelen is genomen. Daarmee is de informatie die in beroep is gegeven uitgebreider dan eerder in de beklagprocedure. In de stukken wordt echter niet de inhoud van het GVM-overleg en van de rapportages over
klager weergegeven en daarmee wordt niet duidelijk op grond van welke (nieuwe) feiten en omstandigheden, waarvan is gebleken tijdens klagers verblijf in de p.i. Vught, is besloten tot verlenging van de opgelegde toezichtmaatregelen. In zoverre is de
motivering van de beslissing tot verlenging van de opgelegde toezichtmaatregelen, mede gelet op de omstandigheid dat deze maatregelen in de locatie De Schie langzaam maar zeker werden beperkt, naar het oordeel van de beroepscommissie ondeugdelijk. De
bestreden beslissing van de directeur kan gelet op deze gebrekkige motivering niet in stand blijven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. MJ. Stolwerk, voorzitter, dr. A. van Kalmthout en J. Plaisier, MSc, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M. van Eijk, secretaris, op 25 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven