Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1365/GM, 20 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1365/GM

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 23 april 2015 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel is klager gehoord.
Klagers raadsman, mr. M.G. Doornbos, heeft op 29 juni 2015 schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
De inrichtingstandarts verbonden aan de locatie Norgerhaven heeft op 3 juli 2015 schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 11 februari 2015, betreft het feit dat de voor klager vervaardigde prothese voor zijn bovenkaak niet goed past.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft zijn klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers raadsman heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Klager heeft desgevraagd ter zitting van de beroepscommissie aangegeven dat hij ook zelf zijn
verhaal kan doen. In de vorige inrichting is de gebitsprothese gebroken. Vervolgens is een aanvraag voor een nieuwe prothese ingediend en is een afdruk gemaakt. De prothese bleek te groot te zijn. Er zijn twee tanden getrokken, zodat de prothese beter
zou passen, maar de prothese bleek nog steeds veel te groot zijn. Klager is nog drie keer bij de tandarts terug geweest om de prothese passend te (laten) maken, maar dit heeft niet geholpen. Klager heeft veel last van de prothese. Hij eet nu zonder
zijn
gebit. Hij doopt zijn brood in thee, en vlees eten gaat niet. Hij had eerder protheses en heeft hier nooit problemen mee gehad. Hij heeft in 2013 een prothese voor zijn onderkaak gekregen die sindsdien prima functioneert. Voorts vindt klager dat de
tandarts hem beledigt. Klager verzoekt om een second opinion door een onafhankelijk tandheelkundig specialist.

De tandarts heeft schriftelijk – zakelijk weergegeven – het volgende standpunt ingenomen. Het behandelplan van de tandarts van de vorige inrichting is overgenomen, met als aanvulling een extra individuele afdruk voor een nauwkeuriger pasvorm. Op 17
november 2014 is de gebitsprothese geplaatst. Op 9 februari 2015 eiste klager een nieuwe prothese, omdat er niets aan de prothese zou deugen. Dit is geweigerd. Klager kan de prothese te zijner tijd laten ‘rebasen’, waardoor de pasvorm beter wordt. Tot
die tijd kan klager kleefpasta gebruiken. In februari 2015 was ‘rebasen’ niet zinvol, omdat de kaak na de extracties nog verder zou slinken.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Nu niet gebleken is van een bijzondere noodzaak voor bijstand door klagers raadsman en klager heeft aangegeven zelf zijn verhaal te kunnen doen, wijst de beroepscommissie het
verzoek af.

De beroepscommissie stelt vast dat de gebitsprothese in november 2014 is geplaatst. Kort voor plaatsing van de prothese zijn er tanden getrokken. De beroepscommissie constateert dat deze tanden terecht zijn getrokken. Door het trekken van
gebitselementen verandert de kaak. Omdat de tanden waren getrokken voor het maken van de afdruk, moest de tandtechniker bij vervaardiging van de prothese inschatten hoe de kaak er na de extracties zou komen uit te zien. Indien klagers kaak volledig
tot
rust is gekomen kan worden gekeken of de prothese dusdanig kan worden aangepast dat deze wel goed functioneert. Dit is een gebruikelijke gang van zaken. De kaak was ten tijde van de klacht in februari 2015 nog niet voldoende tot rust gekomen. De
beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de tandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard. De beroepscommissie merkt hierbij op dat indien zou blijken dat, ook na verscheidene aanpassingen en nadat de kaak zich heeft hersteld, de gebitsprothese niet geschikt is voor de kaak klager, serieus dient te worden overwogen een nieuwe
prothese aan te meten.

Voor zover klager heeft aangevoerd dat de tandarts hem onheus heeft bejegend overweegt de beroepscommissie dat blijkens hoofdstuk 7 van de Nota van toelichting bij de Penitentiaire maatregel geen beklag open staat tegen feitelijke gedragingen van de
(tand)arts of de voor hem werkzame personen. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht over de wijze van bejegening door de tandarts en verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. H.J.P. Kroeze, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven