Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1477/GA en 15/1482/GA, 23 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1477/GA en 15/1482/GA

betreft: [klager] datum: 23 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y. Taghi, namens

[...], verder te noemen klager,

en van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

beide gericht tegen een uitspraak van 6 mei 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 augustus 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en zijn raadsman mr. Y. Taghi.
De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft op 25 augustus 2015 schriftelijk bericht dat hij verhinderd is ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft - voor zover in beroep aan de orde - een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel wegens het in gevaar brengen van de orde, rust en veiligheid door zeer opruiend taalgebruik in de werkzaal.

De beklagrechter heeft het beklag voor wat betreft de strafoplegging ongegrond verklaard en heeft het beklag voor wat betreft de hoogte van de straf gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 40,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte
uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager was in discussie met medegedetineerden op de werkzaal, zoals wel vaker het geval was. Dit keer ging het gesprek over IS en Syrië. Er werd
onder meer besproken wat daar gebeurde en hoe de IS tot zulke gruweldaden kon komen. Ook werd gesproken over de onthoofdingsfilmpjes. Klager heeft gezegd dat er in eerste instantie vrede moest komen tussen Palestina en Israël. Klager kwam in discussie
met [...]. Ze waren het niet met elkaar eens. De in het schriftelijk rapport beschreven uitlatingen heeft klager niet gedaan. Klager zou IS nooit omarmen. In de werkzaal was alleen iemand aanwezig van de technische dienst. Hij wisselde telkens van
plaats. Het is de vraag hoe de medewerker precies heeft gehoord wie wat heeft gezegd in de hevige discussie. De discussie vond plaats in het Nederlands en niet in het Arabisch. Klager spreekt geen Arabisch. Door de directeur is geen zorgvuldig
onderzoek
verricht. Klager heeft zelf onderzoek moeten verrichten door medegedetineerden naar verklaringen te vragen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens de discussie heeft klager onder meer de volgende uitlatingen gedaan: “IS moet onze wereld beheersen” en “Alles wat IS doet is goed voor ons
leven”.
Er was een medewerker van de technische dienst aanwezig. Hij bevond zich op korte afstand van de werktafel en spreekt zowel Nederlands als Arabisch. Hij was zeer ontdaan. Tevens was de werkmeester aanwezig. Er was sprake van een noodzaak tot
onmiddellijk ingrijpen. De orde, rust en veiligheid waren in gevaar gekomen door de aard van klagers uitlatingen welke als opruiend zijn te beschouwen doordat deze onrust kunnen verwekken dan wel anderen hiertoe kunnen aansporen. Er was geen reden om
te
twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de medewerker.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, jo. Artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de
inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Onweersproken is dat op 6 februari 2015 een discussie heeft plaatsgevonden op de werkzaal waarbij klager betrokken was. De beroepscommissie begrijpt dat de gemoederen daarbij hoog opliepen. Bij de stukken is gevoegd een naar waarheid opgemaakt verslag
van een medewerker van de technische dienst en de werkmeester. De beroepscommissie maakt uit het verslag op dat alleen de medewerker van de technische dienst bij de discussie aanwezig is geweest. Klager betwist de uitspraken te hebben gedaan als in het
verslag weergegeven. In beginsel gaat de beroepscommissie uit van de juistheid van een naar waarheid opgemaakte verklaring van een personeelslid. In dit geval is de beroepscommissie van oordeel dat door de directeur nader onderzoek had moeten worden
verricht naar de door klager gedane uitlatingen. Daarbij neemt zij in aanmerking de ernst van de situatie, het feit dat klager ten stelligste betwist dergelijke uitspraken te hebben gedaan en de door klager overgelegde verklaringen van
medegedetineerden
die bij de discussie aanwezig waren. Bovendien ontbreekt bij de beroepscommissie de overtuiging dat de uitlatingen zoals omschreven in het verslag als dermate opruiend en daarmee ontoelaatbaar zijn te beschouwen dat hierop op de hiervoor omschreven
wijze moest worden opgetreden. Het is ook niet duidelijk geworden binnen welke context de uitlatingen zijn gedaan. Bij een hoog oplaaiende discussie had het op de weg van de werkmeester gelegen om hieraan een einde te maken en de deelnemers een
waarschuwing te geven. Gelet op vorengaande is de beroepscommissie van oordeel dat onvoldoende onderzoek is verricht en dat de beslissing om aan klager een disciplinaire straf op te leggen als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Aan
klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 70,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ten aanzien van de strafoplegging gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 70,=. Zij verklaart het beroep van de directeur ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 23 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven