Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1928/GB, 22 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1928/GB

Betreft: [klager] datum: 22 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.E.M. Later, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 juni 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het huis van bewaring van de Terroristen Afdeling (TA) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

2. De feiten
Klager was sedert 18 april 2014 gedetineerd. Op 6 mei 2015 is hij als preventief gehechte geplaatst in het huis van bewaring van de TA van de p.i. Vught. Met ingang van 22 mei 2015 is de preventieve hechtenis geschorst.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is op de TA geplaatst zonder dat de selectiefunctionaris overleg heeft gehad met de officier van justitie. Door de plaatsing op de TA kon klager geen
contact hebben met zijn uit Tanzania overgekomen grootmoeder. Uit de beslissing met betrekking tot de gevangenhouding van klager blijkt dat reeds werd toegewerkt naar een schorsing van de voorlopige hechtenis. Desondanks is beslist klager op de TA te
plaatsen. Volgens klager bestond geen reden hem niet-ontvankelijk in zijn bezwaar te verklaren vanwege de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Te meer nu de schorsing al aan de orde was voordat klager op de TA werd geplaatst. Volgens klager is
sprake van strijd met de artikelen 3, 5, 6, 8 en 13 EVRM, alsmede met de artikelen 1, 4 en 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Klager vindt dat hij in bezwaar gehoord had moeten worden. Dat de voorlopige hechtenis intussen was
geschorst, doet niet af aan de hoorplicht. Klager verzoekt vergoeding kosten rechtens. Voorts wordt verzocht het beroep op een zitting te behandelen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is op de TA geplaatst, omdat hij voldeed aan de plaatsingscriteria als genoemd in artikel 20a, onder a, van de Regeling
selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Klagers plaatsing op de TA is aan de orde geweest in het TA-overleg van 4 mei 2015 waarin de officier van justitie van het landelijk parket en de psychiatrisch adviseur van het Ministerie van
Veiligheid en Justitie participeerden. Nu de preventieve hechtenis op 22 mei 2015 is geschorst en klager ten tijde van de bestreden beslissing niet langer in detentie verbleef, was een heroverweging niet aan de orde. Klager is daarom niet-ontvankelijk
verklaard in zijn bezwaar.

4. De beoordeling
Namens klager is verzocht het beroep ter zitting te behandelen. De beroepscommissie acht zich, mede gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek af.

Klager is bij beslissing van 4 mei 2015 geselecteerd voor plaatsing op de TA. Op 10 mei 2015 heeft klager tegen deze beslissing een bezwaarschrift ingediend. Op 22 mei 2015 is de voorlopige hechtenis geschorst. Nu klager ten tijde van de beslissing op
bezwaar van 15 juni 2015 niet langer voorlopig was gehecht, had klager geen belang meer bij een heroverweging. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat klager weliswaar in bezwaar heeft verzocht om een vergoeding ‘kosten rechtens’,
maar de Pbw, noch de Penitentiaire maatregel kent de mogelijkheid van een veroordeling van een of beide partij(en) in de kosten van de procedure en/of rechtsbijstand . Voor zover klager aanvoert dat hij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar,
overweegt
de beroepscommissie dat de selectiefunctionaris ingevolge artikel 17, derde lid, van de Pbw de betrokkene in de gelegenheid stelt schriftelijk of mondeling diens bezwaar toe te lichten, tenzij het aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk
ongegrond of kennelijk gegrond acht. Gelet op het voorgaande zal het beroep dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk,
voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 22 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven