Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0247/GA, 26 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/247/GA

betreft: [klager] datum: 26 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 januari 2015 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. S.J.H.M. de Crom, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie.
Ter zitting is de beroepscommissie door personeelseden van de p.i. Amsterdam Over-Amstel medegedeeld dat klager afstand heeft gedaan van het recht ter zitting te verschijnen. Na afloop van de zitting heeft de locatie De Schie de beroepscommissie echter
telefonisch medegedeeld niet te beschikken over een afstandsverklaring. Voorts heeft klagers raadsvrouw telefonisch medegedeeld dat klager geen afstand heeft gedaan. Nu niet kan worden vastgesteld of klager afstand heeft gedaan, is van het verhandelde
ter zitting verslag opgemaakt. Dit verslag is aan klager – en ter kennisneming aan de directeur en klagers raadsvrouw – gestuurd, die in de gelegenheid is gesteld daarop schriftelijk te reageren. Op 25 augustus 2015 is van klager een nadere toelichting
op het beroep ontvangen. Een kopie hiervan is aan de directeur toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet promoveren van klager;
b. de vermissing van klagers horloge.

De beklagcommissie heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit de jurisprudentie van de beroepscommissie blijkt dat bij een degradatiebeslissing door de directeur een
belangenafweging moet worden gemaakt. Bij het niet promoveren dient dezelfde mate van zorgvuldigheid in acht te worden genomen. Dit is niet gebeurd. Enkel op grond van twee positieve urinecontroles is besloten klager niet te promoveren. Hij heeft
deelgenomen aan diverse cursussen en trainingen. Hij toont verantwoordelijkheid voor zijn re-integratie. Voorts heeft het MDO aangegeven dat klager zich (structureel) naar behoren gedraagt en tot op heden nimmer is gesanctioneerd.
Klager heeft er alles aan gedaan om de diefstal van zijn horloge, afkomstig van zijn overleden vader, te voorkomen. Hij heeft zijn celdeur dichtgetrokken en heeft de vermissing van zijn horloge direct na constatering gemeld. Hij beschikte niet over een
afsluitbare kast. Toen klager na het luchtmoment terugkwam op de afdeling bleek dat zijn celdeur vroegtijdig door een p.i.w.-er was geopend, waarna onvoldoende toezicht is gehouden. Ook de beveiligingscamera’s zorgden niet voor voldoende toezicht. De
directeur heeft zijn zorgplicht geschonden. Daartoe wordt – onder meer – verwezen naar RSJ 7 augustus 2003, 03/1077/GA en RSJ 25 mei 2010, 10/626/GA.

De directeur heeft daarop als volgt – zakelijk weergegeven – gereageerd. Klager is van de p.i. Nieuwegein overgeplaatst naar de locatie De Schie alwaar hij in het basisprogramma is geplaatst. Uit het selectieadvies van 27 juni 2014 blijkt dat sprake
was
van structureel cannabisgebruik. Ingevolge de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoort. Nu dit niet het geval is, is
besloten klager niet te promoveren. Klager is op 31 oktober 2014 gepromoveerd en hij heeft sindsdien geen cannabis gebruikt.
Als gedetineerden de afdeling verlaten dan worden de celdeuren door het personeel dichtgetrokken die dan automatisch in het dagslot vallen. Voordat klager en de medegedetineerden terugkwamen op de afdeling zijn alle celdeuren weer geopend waarna de
deuren zo stonden dat de schoot zich tegen de deurpost bevindt. Gedetineerden kunnen dan zelf hun deur openen. Op het moment dat de celdeuren werden geopend verbleven er geen gedetineerden op de afdeling. Het zou kunnen dat een medegedetineerde bij
gezamenlijke terugkomst op de afdeling klagers verblijfsruimte is binnengegaan. Als klager niet van de afdeling gaat dan is hij zelf verantwoordelijk voor het dichttrekken van zijn deur; hij mag zijn celdeur openhouden.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt.

Klager is – omdat hij op 6 augustus 2014 en 27 augustus 2014 positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs – wegens ‘rood gedrag’ op ‘middelengebruik’ niet in aanmerking gekomen voor plaatsing in het plusprogramma. In de “Handleiding
Toetsingskader promoveren en degraderen” is het zogenaamde “stoplichtmodel” opgenomen. In dat stoplichtmodel staat onder B dat het (niet incidenteel) gebruik van drugs ongewenst gedrag en dus rood gedrag oplevert, wat tot gevolg heeft dat promotie is
uitgesloten.

Reeds eerder heeft de beroepscommissie beslist (RSJ 24 april 2015, 14/4783/GA) dat de directeur bij de beslissing een gedetineerde niet te promoveren een eigen belangenafweging dient te maken. Uit het advies van het MDO blijkt – hoewel klagers
positieve
gedrag daarin is vermeld – niet van een belangenafweging tussen het aan de beslissing ten grondslag gelegde negatieve gedrag van klager enerzijds en diens structurele gedrag, waaronder ook zijn positieve gedrag, anderzijds. Evenmin is gebleken van een
belangenafweging in een schriftelijk besluit tot niet promoveren, nu dit besluit niet door de directeur is overgelegd. Voorts is in het advies wel gesteld maar niet onderbouwd waarom klager op ‘zorg en begeleiding’ rood gedrag zou hebben vertoond.
Gelet
op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat niet duidelijk is of er een belangenafweging door de directeur is gemaakt bij zijn beslissing om klager niet te promoveren en zo ja, wat deze afweging dan inhoudt. De beroepscommissie zal het
beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Nu uiterlijk zes weken na degradatie wordt bezien of een gedetineerde weer
kan
promoveren en nu tegen het niet promoveren na zes weken beklag kan worden ingesteld, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van
€ 30,= (zes weken x € 5,=).

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt.

De beroepscommissie stelt voorop dat de gedetineerde in beginsel zelf verantwoordelijk is voor de voorwerpen die hij in de inrichting onder zich heeft. Dit laat onverlet dat de verantwoordelijkheid, onder bijzondere omstandigheden, over kan gaan op de
directeur.

Bij het verlaten van de afdeling zijn de celdeuren, waaronder die van klager, door een personeelslid dichtgetrokken en daarmee automatisch op slot gedaan. Voordat klager en de medegedetineerden terugkwamen van het luchtmoment zijn de celdeuren weer
geopend. Ter zitting heeft de directeur verklaard dat onder een geopende deur moet worden verstaan dat de schoot zich tegen de deurpost bevindt. De beroepscommissie acht gelet op deze omstandigheid niet aannemelijk dat het horloge in klagers cel bij
terugkomst op de afdeling vanaf de gang voor medegedetineerden zichtbaar was. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat klagers celdeur bij zijn eerdere aanwezigheid op de afdeling reeds meerdere keren open heeft gestaan, omdat hij dan zelf
verantwoordelijk is voor het dichttrekken van zijn deur.
De beroepscommissie is van oordeel dat de vermissing van klagers horloge voor zijn rekening en risico komt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 30,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Waarden, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 26 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven