Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4729/GA, 2 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4729/GA

betreft: [klager] datum: 2 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 september 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
De uitspraak waarvan beroep is op 25 september 2014 aan klager en de directeur toegezonden. Het beroepschrift dateert van 22 december 2014 en is op het secretariaat van de Raad ontvangen op 23 december 2014.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden
ingediend.
De raadsvrouw voert in het beroepschrift aan dat zij pas op 22 december 2014 werd geïnformeerd over het feit dat de beklagcommissie reeds op 25 september 2014 een beslissing had genomen. Voorts voert zij in de brief van 18 januari 2015 aan dat ook haar
cliënt niet eerder bekend was met de beslissing.
Klager is, in aanwezigheid van zijn raadsvrouw, op 17 juni 2014 rogatoir gehoord door de voorzitter van de beklagcommissie bij de p.i. Almere. De klacht is vervolgens op 20 augustus 2014 behandeld ter zitting van de beklagcommissie bij de p.i.
Nieuwegein. De beroepscommissie is van oordeel dat van een raadsvrouw mag worden verwacht dat zij eerder (uiterlijk binnen 3 maanden ná de zittingsdatum) bij de betreffende beklagcommissie had kunnen informeren naar de stand van zaken.
Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
C.R.M. Piederiet, secretaris, op 2 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven