Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1439/GA, 11 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:11-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1439/GA

betreft: [klager] datum: 11 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 juli 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 september 2002, gehouden in de p.i. Vught, is de heer [...], unit-directeur gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij afstand gedaan van de mogelijkheid gehoord te worden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft -voor zover in beroep aan de orde- het zonder toestemming van klager inhouden van een schadebedrag van € 2,27 van zijn rekening-courant.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de huisregels van de p.i. Vught is bepaald dat ook zonder toestemming van de gedetineerde de directeur kan besluiten door een gedetineerde toegebrachte schade op deze te verhalen middels verrekening met het saldo van diensrekening-courant.
Deze wijziging is begin dit jaar aangebracht in de huisregels van de p.i. Vught, ondanks het feit dat het Model Huisregels anders bepaalt. Deze wijziging is aangebracht omdat uit de Memorie van Toelichting op de Pbw valt af teleiden dat het Model Huisregels niet conform de bedoeling van de wetgever is opgesteld.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit de memorie van toelichting bij artikel 51 van de Pbw (Kamerstukken II, 1994-1995,
24 263, nr. 3) komt naar voren dat de mogelijkheid van verrekening van de schadevergoeding bestaat met bijvoorbeeld de uitbetaling van arbeidsloon door de directeur. Dit kan eenvoudigweg geschieden door de rekening-courantverhoudingdie bestaat tussen de gedetineerde en de inrichting. Het dient bij een dergelijke verrekening te gaan om twee geldvorderingen die beide, dus schadevergoeding en bijvoorbeeld arbeidsloon dan wel het tegoed op diens rekening, directdoor de rechthebbende opeisbaar zijn. Instemming van de gedetineerde met deze verrekening is niet vereist.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat de wetgever de ruimte en de mogelijkheid heeft willen bieden voor de directeur om zonder toestemming van de gedetineerde een schadebedrag op een wijze als voormeld te verrekenen.
In de Regeling model huisregels van 24 juli 1998, nr. 705050/98/DJI staat echter in paragraaf 9.1.1. dat de directeur alleen met toestemming van de gedetineerde kan besluiten schade te verhalen door middel van verrekening met dienssaldo op zijn rekening-courant. Deze Regeling, welke als primaire kenbron voor de gedetineerden is aan te merken, -voor zover de bepalingen een nadere uitwerking van de in de Pbw opgenomen bepalingen bevatten- bindt de directeurbij het opstellen van de voor zijn inrichting geldende huisregels. Nu deze Regeling de door de wetgever geboden ruimte om tot verrekening over te gaan beperkt in die zin dat de gedetineerde in geval van een verrekening als deonderhavige zijn toestemming hiervoor dient te verlenen, dient de directeur conform deze bepaling te handelen. Opname van dit onderdeel van de model-Regeling in de huisregels van de p.i. Vught is, behoudens de in de Regelinggenoemde uitzonderingen, door de minister van justitie dwingend voorgeschreven. Van een in de regeling genoemde uitzondering is geen sprake. Dit maakt dat de in deze aan de orde zijnde huisregel van de p.i. Vught in zoverre instrijd is met de eerdergenoemde Regeling (hogere regeling) en dus onverbindend is.
Derhalve had de directeur niet zonder toestemming van klager tot verrekening van de schadevergoeding mogen overgaan.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 november 2002

secretaris voorzitter

Naar boven