Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1610/JA, 13 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1610/JA

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Intermetzo te Lelystad,

gericht tegen een uitspraak van 11 mei 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op 25 augustus 1998, verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 augustus 2015, gehouden in de rechtbank te Utrecht, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.T.E. Vis en [...], hoofd behandeling bij j.j.i. Lelystad.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de correctieplaatsing/tijdelijke overplaatsing naar j.j.i. Teylingereind voor de duur van twee weken ingaande op 30 maart 2015.

De beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van de correctieplaatsing op formele gronden gegrond verklaard onder toekenning van een tussen klager en de directie overeen te komen tegemoetkoming op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit de brief van 30 maart 2015, die is ondertekend door de gedragswetenschapper, waarin om tijdelijke overplaatsing wordt gevraagd, volgt dat overleg met de gedragswetenschapper heeft plaatsgevonden. Overleg met de selectiefunctionaris is er geweest
want zonder overleg met de selectiefunctionaris is het niet mogelijk om iemand (tijdelijk) over te plaatsen. De directeur vindt het onwerkbaar en ongebruikelijk om van elk contact van de directeur met een medewerker verslag op te maken.
Ter zitting is daar nog aan toegevoegd dat de procedurele aspecten niet besproken zijn tijdens de beklagzitting.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De stukken waaruit blijkt dat er overleg is geweest tussen de directeur en de gedragsdeskundige en de selectiefunctionaris had klager ten tijde van de
beklagzitting ook niet.
Ten aanzien van de inhoudelijke aspecten van de correctieplaatsing wordt aangevoerd dat niet blijkt dat er een belangenafweging is geweest. Aan klager is meteen de zwaarste maatregel opgelegd welke ook nog de maximale tijd geduurd heeft. De
correctieplaatsing heeft een punitief karakter en is door klager als onevenredig bezwarend ervaren.
Vanwege de gegrondverklaring heeft klager geen beroep kunnen instellen tegen het niet inhoudelijk oordelen op het beklag tegen de correctieplaatsing.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 27, eerste lid, Bjj en de memorie van toelichting artikel 12 onder f, is de directeur bevoegd, na overleg met een gedragsdeskundige en de selectiefunctionaris, een jeugdige tijdelijk over te plaatsen op de gronden, genoemd in artikel
24, eerste lid, onder a en b, Bjj.
De beklagrechter heeft het beklag formeel gegrond verklaard omdat niet zou zijn gebleken uit een verslag of enig ander stuk dat voornoemd overleg met een gedragsdeskundige en met de selectiefunctionaris zou hebben plaatsgevonden. Inmiddels is gebleken
dat bedoelde stukken, de brief van 30 maart 2015 van de directeur aan de selectiefunctionaris, mede ondertekend door de behandelcoördinator, en de brief van 30 maart 2015 van de selectiefunctionaris aan de directeur, wel aanwezig zijn en correct geacht
kunnen worden. Vastgesteld wordt dat de stukken voorhanden zijn geweest ter behandeling bij de beklagrechter op 11 mei 2015. Nu deze brieven in het dossier bij de beklagrechter ontbraken, had de directeur, omdat blijkbaar twijfel rees over de gevolgde
procedure, in de gelegenheid gesteld moeten worden deze alsnog over te leggen.
Nu de bedoelde stukken in het onderhavige dossier in beroep aanwezig zijn en ten tijde van het beklag voorhanden waren, kan de beslissing van de beklagrechter ten aanzien van dit onderdeel niet in stand blijven. Het beroep zal gegrond worden
verklaard.
Nu de beklagrechter geen inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de correctieplaatsing en door klager tegen het achterwege blijven van een inhoudelijk oordeel geen beroep is ingesteld, kan de beroepscommissie niet ingaan op hetgeen namens klager
hieromtrent eerst ter zitting van de beroepscommissie is aangevoerd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van de formele gegrondverklaring en verklaart het beklag dienaangaande alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, drs. H. Heddema en dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 13 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven