Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1616/GB, 7 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1616/GB

Betreft: [klager] datum: 7 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 mei 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 3 april 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, waar een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau geldt.

3. De standpunten en adviezen
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er wordt gesteld dat klager een slachtoffer, zijn vrouw, beïnvloedt vanuit detentie en dat het ongewenst is dat klager op haar adres verblijft. Klagers vrouw heeft zich nooit bedreigd of
beïnvloed gevoeld. Zij is tijdens klagers gehele detentie wekelijks op bezoek geweest en klager heeft zelfs bezoek zonder toezicht van haar ontvangen. Voorts kan klager de getuige die nog gehoord zou moeten worden niet beïnvloeden. Europol kan haar
niet
vinden en inmiddels heeft de zitting in eerste aanleg plaatsgevonden zonder dat de getuige is gevonden of gehoord. Het horen van deze getuige is dus niet noodzakelijk. Klager verzet zich daarbij tegen het vermeende vluchtrisico, aangezien zijn vrouw en
kind in Nederland wonen. Er zijn diverse andere zaken bekend waarbij gedetineerden met een andere nationaliteit kunnen faseren. Daarbij is er in eerste aanleg al recht gesproken en is de kans dat er in hoger beroep een veel hogere straf uitkomt nihil,
voor faseren niet relevant en ter beoordeling aan het hof en niet aan de advocaat-generaal (AG). De kans op een lagere straf is ook niet uit te sluiten. Derhalve zijn de stellingen van de AG alleen speculatief en gebaseerd op vermoedens.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De AG adviseert negatief voor elke vorm van vrijheid. Klager is in eerste aanleg veroordeeld voor mensenhandel en het is onwenselijk dat klager bij zijn vrouw,
een van de slachtoffers, zijn verloven doorbrengt. De selectiefunctionaris kan zich vinden in voornoemd advies in deze fase van detentie. Verder dient te worden uitgegaan van hetgeen de AG in zijn advies stelt over de nog te horen getuige. Ook is
voorstelbaar dat klager zich aan de veroordeling wil onttrekken nu hij aangeeft na zijn detentie terug te willen keren naar Bulgarije en de straf in hoger beroep nog ongewis is. Bovendien is er geen reclasseringsadvies tot stand gekomen met betrekking
tot de deelname aan een p.p. vanwege het negatieve advies van de AG met betrekking tot het beoogde verlofadres. Er is derhalve geen sprake van een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico en klager beschikt ook niet over een aanvaardbaar
verlofadres.

3.3. De AG heeft aangegeven dat klager na een eis van vijf jaar en zes maanden in verband met mensenhandel met betrekking tot drie slachtoffers, waaronder zijn echtgenote, en het beïnvloeden (bedreigen) vanuit detentie van zijn echtgenote,
veroordeeld is tot een gevangenisstraf van drie jaar. Zowel het OM als klager zijn in hoger beroep gegaan. Alleen al vanwege het feit dat klager zijn echtgenote heeft beïnvloed als getuige, dient hem geen enkele vorm van verlof te worden opgelegd. Er
moet immens nog een getuige worden gehoord in hoger beroep en het is zeker niet uit te sluiten dat klager opnieuw zal proberen om getuigen te beïnvloeden. Daarnaast is het volstrekt ongewenst dat hij juist bij een van de bewezen verklaarde slachtoffers
gaat verblijven. Verder is de kans, gelet op de standpunten van het OM, zeer zeker aanwezig dat klager tot een aanzienlijk hogere straf in hoger beroep zal worden veroordeeld. Tenslotte acht hij vanwege klagers nationaliteit en binding met Bulgarije,
zoals die uit het dossier blijkt, de kans groot dat klager gelet op de procesrisico’s zich zal onttrekken aan berechting. Het advies van de AG luidt dan ook dat klager gelet hierop, totdat er een onherroepelijke uitspraak is in zijn strafzaak, niet in
aanmerking komt voor enige vorm van verlof of een p.p.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. De AG heeft negatief geadviseerd, ook over het verlofadres nu dat van klagers echtgenote is, die tevens één van de slachtoffers is in de mensenhandelzaak, waarvoor klager is veroordeeld. De directeur van de p.i. Nieuwegein adviseert negatief,
de
reclassering heeft geen advies opgesteld met betrekking tot deelname aan een p.p. omdat klager nog geen aanvaardbaar verblijfadres heeft en daarbij heeft de reclassering geen inschatting kunnen maken van klagers risico’s. Gelet op de voorwaarden zoals
onder 4.1. omschreven kan klager alleen al op grond van het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres niet in aanmerking komen voor plaatsing in een z.b.b.i. in het kader van een gestapeld traject. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 7 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven