Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1359/GA, 6 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1359/GA

betreft: [klager] datum: 6 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 maart 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, en [..], juridisch medewerker bij de p.i. Alphen aan den Rijn. Klager, die afstand heeft gedaan van het
recht om ter zitting te verschijnen, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het aannemen van contrabande tijdens het bezoek, het niet opvolgen van aanwijzingen van een
personeelslid en het aannemen van een dreigende houding naar dat personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft geen contrabande van zijn bezoeker overhandigd gekregen. Bij visitatie van klager is geen contrabande
aangetroffen en uit de stukken blijkt niet dat klagers bezoeker is gecontroleerd op de aanwezigheid van contrabande. Voorts is de beschrijving van het zwarte voorwerp dat overhandigd zou zijn vaag zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van
contrabande. Daartoe wordt verwezen naar RSJ 12 april 2013, 13/193/GA, RSJ 3 februari 2014, 13/3490/GA, RSJ 30 mei 2013, 13/935/GA en RSJ 19 september 2014, 14/1746/GA. De disciplinaire straf is opgelegd en ondertekend op 11 januari 2015 en ingegaan op
10 januari 2015. De disciplinaire straf is dus met terugwerkende kracht opgelegd.
Uit de stukken blijkt niet waaruit de dreigende situatie zou hebben ontstaan omdat klager, nadat hij werd losgetrokken van zijn bezoeker, rustig met het personeelslid meeliep. Een aantal medegedetineerden heeft achteraf aan klager medegedeeld niets te
hebben meegekregen van ‘ordeverstoring’ in de bezoekerszaal.
Het oorspronkelijke beklag was eveneens gericht tegen de ontzegging van de toegang tot de inrichting van klagers bezoeker. Hoewel dit tijdens de beklagzitting naar voren is gebracht, heeft de beklagcommissie hier niet over geoordeeld.

Namens de directeur is daarop als volgt – zakelijk weergegeven – gereageerd. De disciplinaire straf is niet met terugwerkende kracht opgelegd. Op 10 januari 2015 om 17:00 uur is klager gehoord en is de disciplinaire straf opgelegd. De mededeling van
de disciplinaire straf is binnen 24 uur ondertekend en aan klager uitgereikt. In de huisregels is bepaald dat tijdens bezoek niets overhandigd mag worden. Personeelsleden mogen bezoekers niet zonder toestemming visiteren. Klagers bezoeker is niet
gevisiteerd. De directeur weet niet of klagers bezoeker om toestemming is gevraagd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat het namens verzoeker ingediende klaagschrift niet is gericht tegen de ontzegging van de toegang tot de inrichting van klagers bezoeker. Een nieuw beklag kan niet ter zitting in beroep worden ingediend. Hetgeen namens
klager in beroep is aangevoerd over de ontzegging van de toegang van klagers bezoeker zal daarom in beroep verder buiten beschouwing worden gelaten en de vraag of klagers raadsvrouw tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft gesteld dat het
klaagschrift eveneens is gericht tegen die ontzegging behoeft daarom geen bespreking.

Hetgeen in beroep met betrekking tot de disciplinaire straf is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Ten aanzien van de stelling van klagers raadsvrouw
dat de disciplinaire straf met terugwerkende kracht is opgelegd merkt de beroepscommissie nog het volgende op. Uit de op het schriftelijke verslag handgeschreven aantekeningen van de directeur blijkt dat de disciplinaire straf is opgelegd op 10 januari
2015 om 17:00 uur. De schriftelijke mededeling is op 11 januari 2015 om 13:00 uur aan klager uitgereikt. Van strafoplegging met terugwerkende kracht is geen sprake.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Waarden, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 6 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven