Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1282/SGA, 29 april 2015, schorsing
Uitspraakdatum:29-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/1282/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 29 april 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J. de Vries, namens

[..], verder verzoeker te noemen, thans verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van een tweetal beslissingen van de directeur van de locatie Zoetermeer van 23 april 2015, inhoudende:
a. de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 23 april 2015 om 13.30 uur en eindigend op 7 mei 2014 om 13.30 uur, voor het doen van nader onderzoek naar een
bij verzoeker aangetroffen plattegrond, waarbij in aanmerking is genomen dat verzoeker op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (de GVM-lijst) staat wegens – onder meer – vluchtgevaar; en
b. de tenuitvoerlegging van de onder a genoemde ordemaatregel in een afzonderingscel in de locatie De Schie te Rotterdam omdat de tenuitvoerlegging van die maatregel in de inrichting van verblijf op ernstige bezwaren stuit.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie, inhoudende dat daar nog geen klaagschrift van verzoeker is ontvangen en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 april 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter acht vooralsnog voldoende aannemelijk dat verzoeker een klaagschrift heeft gezonden aan de beklagcommissie. Verzoeker zal daarom worden ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Gelet op verzoekers status op de GVM-lijst en de redenen voor de plaatsing op die lijst is begrijpelijk dat de directeur nader onderzoek wil doen
verrichten naar bij verzoeker aangetroffen plattegrond. Ook de tenuitvoerlegging van de opgelegde ordemaatregel in een andere inrichting is in dit geval niet onbegrijpelijk. Gelet daarop kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter –
in redelijkheid de onderhavige beslissingen nemen.

Nu het hier evenwel gaat om een relatief eenvoudig onderzoek naar de aard van de bij verzoeker aangetroffen tekening, en dan met name naar de vraag of het een plattegrond van de locatie Zoetermeer betreft, hoeft dat onderzoek – naar het voorlopig
oordeel van de
voorzitter – geen veertien dagen te duren maar moet dit binnen een week zijn beslag kunnen krijgen. De voorzitter zal het verzoek daarom toewijzen en de tenuitvoerlegging van beide beslissingen schorsen met ingang van 1 mei 2015 om 15.00 uur tot het
moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissingen van de directeur met ingang van 1 mei 2015 om 14.00 uur, tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven