Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0673/TA, 20 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/673/TA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S. Marjanovic namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 februari 2015 van de beklagcommissie bij de Pompestichting, locatie Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. S. Marjanovic, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de maatregel van afdelingsarrest, ingaande op 3 oktober 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op klagers kamer zijn bolletjes in het toilet aangetroffen, maar die waren van een andere verpleegde. Klager heeft de naam van die verpleegde niet genoemd omdat zijn geloof hem verbiedt iemand te verraden. Hij heeft wel alles op zo’n manier aan het
personeel verteld dat het personeel wist om wie het ging. Iedereen komt op zijn kamer en mag bij hem naar het toilet. Klager kan er niets aan doen dat een andere verpleegde, na op klagers kamer te zijn geweest, ziek is geworden. Die medeverpleegde had
valium bij zich en het lukte hem niet die te verkopen op de afdeling. De medeverpleegde wilde niet teruglopen met de valium op zak in verband met een mogelijke controle. De medeverpleegde - klager kent hem als iemand die drugs gebruikt - is toen snel
water gaan drinken. Daarna werd hij ziek.
Op het moment van opleggen van het afdelingsarrest stond niet vast dat de bolletjes drugs bevatten. Er is ook nadien te weinig onderzoek gedaan. Klager heeft vanaf het begin duidelijk gemaakt dat de bolletjes niet van hem waren. Tijdens het
afdelingsarrest mocht klager bovendien niet naar onderwijs of arbeid; gewoonlijk wordt dit wel toegestaan tijdens afdelingsarrest.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Conform het geldende protocol is aangifte gedaan bij de politie binnen 24 uur nadat meer dan vijf gram aan bolletjes in klagers verblijfsruimte was aangetroffen. De politie heeft daarvan proces-verbaal opgemaakt en heeft bevestigd dat het om hasj ging.
Er is ook een kennisgeving van inbeslagneming opgemaakt.
De drugs zijn aangetroffen in een holte in klagers wc-pot. Het is niet aannemelijk, want bijna onmogelijk, dat een ander dan klager ze daar heeft verstopt. Klager wilde geen openheid van zaken geven. Het afdelingsarrest is opgelegd om handel te
voorkomen en omdat een andere medeverpleegde zo ziek was geworden na een bezoek aan klager in diens verblijfsruimte, dat hij naar het ziekenhuis moest worden overgebracht. Klager had verder veel contacten met een medeverpleegde die verdacht werd van
handel. Klager mocht niet naar onderwijs en niet werken, omdat de inrichting in verband met de ernst van de feiten waarvan klager verdacht werd, goed zicht op hem wilde houden.

Desgevraagd zijn na de zitting namens de inrichting de op de onderhavige zaak betrekking hebbende processen-verbaal van de politie aan de beroepscommissie gezonden, waarvan één inhoudt dat het inbeslaggenomen materiaal cannabis/THC bevatte. De daarbij
gevoegde, aanvullende reactie van het hoofd van de inrichting houdt, zakelijk weergegeven het volgende in.
Een dag na het aantreffen van de drie strengen met 18 bolletjes in klagers toiletpot heeft het afdelingshoofd de hoeveelheid laten wegen en is een bolletje opengemaakt. Het gerede vermoeden ontstond dat het opengemaakte bolletje hasj bevatte. Het
gewicht was meer dan vijf gram. Het ging dus om een hoeveelheid die niet (alleen) alleen voor eigen gebruik was bestemd. Tijdens de aangifte op 13 oktober 2014 heeft de politie mondeling bevestigd dat het inderdaad hasj betrof. De schriftelijke
bevestiging is later ontvangen.

Klager en zijn raadsvrouw zijn in de gelegenheid gesteld vóór 18 augustus 2015 schriftelijk te reageren op de nagezonden stukken. Zij hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

3. De beoordeling
Klager is afdelingsarrest opgelegd nadat contrabande - waaronder drie strengen met achttien bolletjes, die verstopt waren in een holte van klagers wc-pot - was aangetroffen. Naar het oordeel van de beroepscommissie mocht het hoofd van de inrichting
ervan uitgaan dat de bolletjes, gelet op de verpakkingswijze en de plaats waar ze waren verstopt, drugs bevatten. De inrichting heeft aangifte gedaan bij de politie en nader onderzoek ingesteld om duidelijkheid te krijgen over klagers betrokkenheid bij
handel in de inrichting.
De beroepscommissie stelt voorop dat een verpleegde verantwoordelijk kan worden gehouden voor hetgeen zich in zijn verblijfsruimte bevindt. Dit is slechts anders indien de verpleegde voldoende aannemelijk maakt dat hij van de aanwezigheid van
contrabande niet op de hoogte was of redelijkerwijs niet geacht kon worden te zijn. De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat de bolletjes, waarvan de politie later heeft vastgesteld dat deze cannabis/THC bevatten, door een ander dan
klager
in zijn wc-pot zijn verstopt, mede gelet op het risico dat bij het doortrekken van de wc de softdrugs verloren zouden gaan. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de beslissing van het hoofd van de inrichting klager afdelingsarrest op te leggen
en
hem daarbij niet naar onderwijs te laten gaan en niet te laten werken, gelet op het zicht dat de inrichting op klager wenste te houden, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Evenmin is de opgelegde maatregel disproportioneel.
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. B.C.M. Raes en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven