Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2471/GV, 17 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2471/GV

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 juli 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De door klager aan zijn beroepschrift toegevoegde memo van de directie van 12 maart 2015 voortvloeiende uit het drugsontmoedigingsbeleid, is pas sinds 1 april 2015 van kracht. De toepassing van dit memo
leidt ertoe dat (alleen) de positieve urinecontrole van 19 juni 2015 in de beoordeling van de verlofaanvraag kan worden meegenomen en dat als gevolg hiervan het verlof slechts kan worden gehalveerd. Het bij voorbaat afwijzen van twee verlofaanvragen is
in strijd met de memo.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht heeft negatief geadviseerd vanwege de positieve score op het gebruik van harddrugs. Ook scoorde klager recent
positief op het gebruik van softdrugs. Klager leest de memo van de directie voortvloeiend uit het drugsontmoedigingsbeleid onjuist. Naast het drugsontmoedigingsbeleid geldt ook de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Gelet op
zijn bekendheid met gebruik van drugs buiten detentie en het geconstateerde gebruik van drugs in detentie, is artikel 4, onder c, van de Regeling op klager van toepassing. Hij zal wat moeten doen aan zijn verslavingsproblematiek.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege klagers drugsgebruik en het eventuele risico van een agressieve escalatie tijdens het verlof.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen de verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van veertien maanden met aftrek, wegens diefstal met geweldpleging. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van vier maanden, alsmede een gevangenisstraf van dertig dagen in verband met de
tenuitvoerlegging van een aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De einddatum van de detentie is thans bepaald op 28 december 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vast staat dat klager op 27 februari 2015 gesanctioneerd is vanwege het gebruik van harddrugs en op 19 juni 2015 wegens het gebruik van softdrugs. Daarnaast volgt uit het advies vrijheden dat klager ook buiten de p.i. drugs gebruikte.
Uit het sanctiekader behorende bij het nieuwe drugsontmoedigingsbeleid volgt dat bij het gebruik van harddrugs het eerstvolgende verlof kan worden ingetrokken en bij het gebruik van softdrugs de helft van het eerstvolgende verlof. Het nieuwe
drugsontmoedigingsbeleid is per
1 februari 2015 in werking getreden. Voordien gold overigens een “oud” drugsontmoedigingsbeleid dat zwaardere sancties voor het onderhavige feit bevatte. Klagers stelling dat zijn harddrugsgebruik niet kan worden meegewogen mist aldus grondslag.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle
in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, onder c, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Ten overvloede constateert de beroepscommissie dat de Staatssecretaris in zijn afwijzende beslissing heeft opgenomen dat klagers eerstvolgende twee verloven conform het drugsontmoedigingsbeleid worden ingetrokken vanwege zijn harddrugs gebruik op
27 februari 2015. De beroepscommissie wijst de Staatssecretaris er evenwel op dat in het nieuwe drugsontmoedigingsbeleid, in tegenstelling tot het drugsontmoedigingsbeleid dat gold vóór
1 februari 2015, is bepaald dat het eerstvolgende verlof kan worden ingetrokken bij het gebruik van harddrugs.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Eijk, secretaris, op 17 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven