Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1291/GA, 24 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1291/GA

betreft: [klager] datum: 24 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.C. de Lange, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 april van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juli 2015, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, zijn gehoord klagers raadsman mr. B. Molenaar, en mw. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de pi. Zwolle.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet laten uitvoeren van een bevestigingsonderzoek terwijl er – anders dan door de directeur wordt gesteld – wel voldoende geld op de rekening-courant stond;
b. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van cocaïne.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager stelt dat zijn klachten ten onrechte ongegrond zijn verklaard. Het beklag ziet op een tweetal beslissingen van de directeur. Allereerst is hem geweigerd een bevestigingsonderzoek te laten uitvoeren en daarnaast is hem, naar aanleiding van de
positieve uitslag van een urinecontrole een disciplinaire straf opgelegd. Ten aanzien van de urinecontrole geldt dat klager ontkent cocaïne te hebben gebruikt en om die reden een bevestigingsonderzoek wilde laten uitvoeren. Hem is dat geweigerd omdat
hij, zo meldde de penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) Teun hem, onvoldoende geld op zijn rekening-courant zou hebben staan. Klager bestrijdt dit. Blijkens het rekeningoverzicht stond op de dag dat hij om het bevestigingsonderzoek vroeg voldoende
geld op zijn rekening. Klager kan de beklagcommissie niet volgen in haar overweging dat niet verlangd kan worden van de inrichting dat steeds weer het saldo gecontroleerd wordt. Ter zitting van de beklagcommissie heeft klagers raadsman een
voorwaardelijk verzoek gedaan om die bewuste p.i.w.-er te horen. De beklagcommissie heeft daar ten onrechte niets mee gedaan. Mogelijk had die getuige immers meer informatie kunnen geven. Indien de beroepscommissie van mening is dat er nog onvoldoende
duidelijkheid bestaat over de gang van zaken, dan zou die p.i.w.-er alsnog als getuige moeten worden gehoord. Naar aanleiding van de urinecontrole heeft klager op 16 januari 2015 een disciplinaire straf opgelegd gekregen. Omdat er een toereikend saldo
op klagers rekening-courant stond, is niet voldaan aan de formele eisen van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling). De directeur had bij de beoordeling of een bevestigingsonderzoek kon worden gedaan of niet, moeten
uitgaan van de actuele situatie. Als dat niet mogelijk blijkt, moet het systeem anders ingericht worden. De directeur moet de formele regeling in acht nemen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van klagers verzoek om een bevestigingsonderzoek heeft een medewerker het saldo van de rekening-courant gecheckt. Daaruit bleek dat er op dat moment onvoldoende saldo was op klagers rekening-courant om een bevestigingsonderzoek uit te
laten voeren. Dat checken is telefonisch gebeurd en toen is tegen dat personeelslid een lager bedrag genoemd dan nodig was voor het uitvoeren van een bevestigingsonderzoek. Klager had er eerder voor kunnen en moeten zorgen dat zijn saldo toereikend
was.
Binnen 24 uur is het niet mogelijk om bijschrijvingen te verwerken op de rekening-courant. De directeur weet niet of aan klager de 24-uurs termijn genoemd of geboden is. Aan de inrichting is door hem in ieder geval niet gemeld dat klager die wachttijd
wilde gebruiken. Er is bij klager een urinecontrole afgenomen en hij scoorde daarbij positief, ook na het herhalingsonderzoek. Klager verbleef al langere tijd in de inrichting. De disciplinaire straf stemt overeen met de richtlijnen voor bestraffing
zoals opgenomen in het landelijk geldende Drugsontmoedigingsbeleid.

3. De beoordeling
Als onweersproken is komen vast te staan dat klager op 16 januari 2015, zulks naar aanleiding van de uitslag van een herhalingsonderzoek, om een bevestigingsonderzoek heeft verzocht. Voorts staat onweersproken vast dat de directeur dat
bevestigingsonderzoek heeft geweigerd omdat toen het saldo op klagers rekening-courant niet toereikend zou zijn geweest om de kosten van dat bevestigingsonderzoek te voldoen. Klager heeft in de procedure een (tussentijds) overzicht van zijn
rekening-courant overgelegd, waaruit blijkt dat klagers (positieve) saldo op 16 januari 2015 voldoende was om die kosten te dekken. De directeur heeft verwezen naar de telefonische inlichtingen die een medewerker heeft ingewonnen bij het Shared Service
Center, waaruit naar voren kwam dat er onvoldoende saldo zou zijn geweest.
Naar het oordeel van de beroepscommissie dient, indien de hoogte van het saldo van de rekening-courant in het geding is, in gevallen als deze in ieder geval de 24-uurstermijn van artikel 7 van de Regeling in acht te worden genomen alvorens de directeur
mag weigeren om dat onderzoek te laten uitvoeren. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Dit
onderdeel
van het beklag komt daarom voor een gegrondverklaring in aanmerking.

Uit die gegrondverklaring vloeit voort dat, nu er gebreken zijn in de procedure van de urinecontrole, aan klager ook geen disciplinaire straf had mogen worden opgelegd. Ook dit onderdeel van het beklag komt daarom alsnog voor een gegrondverklaring in
aanmerking.

Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat beide klachten alsnog gegrond moeten worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart beide onderdelen van het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven