Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0700/GA, 20 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/700/GA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 februari 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juni 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn achtereenvolgens gehoord mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Sittard, en klager. Klager was onwel geworden en is derhalve op een later
tijdstip gehoord dan mevrouw Barten.
Klagers raadsman, mr. J.W.E. Luiten, heeft bij brief van 10 juni 2015 laten weten dat hij verhinderd is ter zitting te verschijnen en heeft om die reden om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht. Van hetgeen door de directeur en klager
ter zitting is aangevoerd is een verslag opgemaakt. De raadsman en de directeur zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het verslag. Van deze gelegenheid hebben zij gebruik gemaakt.
Nu deze reacties zijn ingekomen na het ontslag van de voorzitter van de beroepscommissie als lid van de Raad, is de zaak in handen gesteld van een beroepscommissie van de Raad in een andere samenstelling teneinde te beslissen en te doen wat overigens
noodzakelijk wordt geacht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT) te mogen ontvangen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Middels een spreekbriefje heeft klager verzocht om BZT.
Klager wilde BZT gebruiken om met zijn ouders te praten over de verdenking tegen hem van een pedoseksueel misdrijf. Hierover praten in een normale bezoekzaal is geen optie, omdat zijn privacy en veiligheid in de inrichting dan niet zijn gewaarborgd.
Uit
de jurisprudentie van het EHRM en de beroepscommissie volgt dat de directeur bij de belangenafweging bijzondere omstandigheden dient mee te wegen. Klagers bijzondere omstandigheden zouden bij de directie niet bekend zijn geweest, maar uit de
jurisprudentie vloeit a contrario voort dat op de directeur een onderzoeksplicht rust naar relevante omstandigheden. Bovendien heeft klager zijn verzoek besproken met het afdelingshoofd. Daarbij heeft hij de reden aangegeven voor zijn verzoek. Volgens
het afdelingshoofd was BZT daarvoor wettelijk gezien niet mogelijk. Nu het afdelingshoofd op de hoogte was van de reden van klagers verzoek, had ze de directie daarover moeten inlichten.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers verzoek was niet onderbouwd. Ook stond er niet in met wie hij BZT wenste. Als klager de reden voor zijn verzoek had genoemd, was er iets
anders voor hem geregeld. Inmiddels heeft klager individueel bezoek genoten. Uit de jurisprudentie en wet- en regelgeving volgt niet dat een onderzoeksplicht bestaat voor de directeur.

3. De beoordeling
Klager heeft om BZT verzocht om in privacy met zijn ouders te kunnen praten vanwege de aard van het delict waarvan hij wordt verdacht. Het BZT zoals dat is geregeld in de circulaire BZT is bedoeld als een min of meer structureel instrument voor de
voorbereiding op de terugkeer in de samenleving en niet voor een incidenteel vertrouwelijk gesprek over klagers verdenking. De beroepscommissie stelt vast dat klager heeft bedoeld te verzoeken om een individueel bezoek in plaats van om BZT. De zaak
Varnas vs. Litouwen, EHRM
9 juli 2013, nr. 42615/06, betreft een zogenaamd ‘conjugal visit’ en een dergelijk bezoek in het kader van de voorbereiding op de terugkeer in de samenleving is niet zonder meer gelijk te stellen met een incidenteel vertrouwelijk gesprek tussen klager
en zijn ouders. Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat klagers beroep op deze uitspraak van het EHRM niet op gaat.

De beroepscommissie stelt voorop dat het klagers verantwoordelijkheid is een verzoek om bezoek te onderbouwen met in ieder geval het doel van en de relatie met het bezoek. In beroep is door klager aangevoerd en door de directeur niet weersproken dat
klager zijn verzoek - waaronder de reden daarvoor - heeft besproken met het afdelingshoofd. Gelet op het delicate onderwerp had het voor de hand gelegen dat het afdelingshoofd deze relevante informatie had gedeeld met de directeur, zodat deze
omstandigheden betrokken konden worden bij de uiteindelijke beslissing op klagers verzoek. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De
beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. De beroepscommissie kent geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. A.M. van Kalmthout en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 20 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven