Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1354/GA, 14 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1354/GA

betreft: [klager] datum: 14 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 maart 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 juli 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens. De directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten niet ter
zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de procedure rondom de urinecontrole van 14 januari 2015;
b. een disciplinaire straf d.d. 23 januari 2015 van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens een positieve urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager blijft van mening dat de procedure van de urinecontrole van 14 januari 2015 niet conform de regeling is verlopen. De stickers op de
buisjes met urine zijn door het personeel en niet door klager zelf geplakt. Klager heeft tijdens de urinecontrole niet geprotesteerd tegen deze gang van zaken. Hij had het volste vertrouwen in een negatieve uitslag. Hij gebruikt immers al jaren geen
verdovende middelen meer. Ook heeft hij het formulier ondertekend. Waarmee hij verklaart dat de urinecontrole conform artikel 3 van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (verder: de Regeling) is verlopen. Echter iedereen moet dat
formulier ondertekenen. Een weigering dit formulier te ondertekenen wordt gelijkgesteld aan een weigering mee te werken aan de urinecontrole.
Klager ontkent pertinent cocaïne te hebben gebruikt. Klager heeft toegelicht wat er fout kan zijn gegaan. Een verwisseling met de buisjes van klager met een medegedetineerde is mogelijk. Uit het feit dat klager een herhalings- en bevestigingsonderzoek
heeft laten uitvoeren mag blijken dat klager zich niet kon voorstellen dat er opiaten in zijn urine konden worden aangetroffen.
Klager was de derde gedetineerde in een rij van vijf gedetineerden die een urinecontrole moesten ondergaan. De urinecontrole vindt plaats in dezelfde ruimte. De stickers lagen klaar. De bewaarder vroeg of hij de stickers op het buisje kon plakken.
Klager stemde daarmee in. Klager heeft drieënhalf jaar geleden voor het laatste cocaïne gebruikt. Klager wordt thans verdacht van een overval, dus niet voor een drugsdelict. Klager stond net voor zijn detentiefasering. Hij heeft geen belang om cocaïne
te gebruiken. De gevolgen zijn groot. Zijn detentiefasering is hierdoor vertraagd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Een gedetineerde kan worden bestraft, indien hij weigert urine af te geven, maar niet voor het weigeren het formulier te ondertekenen. Indien een
gedetineerde weigert het formulier te ondertekenen, dan wordt deze ondertekend door twee ambtenaren met daarbij de reden van de weigering door de gedetineerde. Het is klagers eigen keuze geweest al dan niet te protesteren tegen de gevolgde procedure.
De procedure is conform de wet- en regelgeving uitgevoerd. Dit is door het personeel op ambtseed verklaard. De urinecontrole wordt per gedetineerde uitgevoerd en afgewerkt. Het kan dus niet zo zijn dat de stickers van klager op een urinebuisje van een
andere gedetineerde zijn geplakt.

3. De beoordeling
a.
In artikel 3 van de Regeling is de wijze van uitvoering van een urinecontrole nader geregeld. De gedetineerde verdeelt onder toezicht van een ambtenaar of medewerker de urine over twee aan hem verstrekte buizen. De gedetineerde sluit de buizen af,
waarna de ambtenaar of medewerker controleert of de buizen goed zijn afgesloten. De gedetineerde plakt vervolgens stickers met een uniek registratienummer of code op de twee buizen. In het bijzijn van de gedetineerde controleert de ambtenaar of
medewerker of het aanvraagformulier goed en volledig is ingevuld alsmede of het nummer/de code op de buizen overeenstemt met het nummer op het aanvraagformulier. Zowel de gedetineerde als het personeelslid plaatsen een handtekening op het
aanvraagformulier ter bevestiging dat de procedure correct is verlopen.

Klager stelt dat de urinecontrole niet volgens de hiervoor uitgeschreven wettelijke procedure is verlopen, doordat niet hij maar het personeelslid de stickers op de buisjes heeft geplakt. De beroepscommissie constateert echter dat klager het
aanvraagformulier heeft ondertekend en daarmee heeft verklaard dat de afname van de urinecontrole wel volgens de gestelde procedurevoorschriften is afgenomen. Ook blijkt de directeur bij het personeel te hebben geïnformeerd, die hebben verklaard dat de
urinecontrole volgens de daarvoor geldende afspraken heeft plaats gevonden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

B.
Op grond van artikel 8 van de Regeling kan na vastgesteld gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen aan de gedetineerde een disciplinaire straf worden opgelegd. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die
van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 14 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven