Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4841/GA, 13 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4841/GA

betreft: [klager] datum: 13 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 december 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught.

De beroepscommissie heeft bij brief van 15 juni 2015 schriftelijk vragen gesteld aan de directeur. Binnen de daarvoor gestelde termijn is hierop geen reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beschadiging van klagers gitaar bij invoer in de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep schriftelijk aangevoerd dat en waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de beklagcommissie.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat kennissen van klager op 4 april 2014 een gitaar bestemd voor klager ter invoer bij de inrichting hebben aangeboden. Niet in geschil is dat deze gitaar beschadigd was toen klager de gitaar in
ontvangst nam.

Een gedetineerde draagt als regel het risico voor schade aan door hem ingevoerde voorwerpen. Bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat het risico overgaat op de inrichting. Van bijzondere omstandigheden is naar het oordeel van de beroepscommissie
hier sprake.

De directeur heeft in beklag aangevoerd dat onvoldoende aannemelijk is dat de schade aan de gitaar bij invoer in de inrichting is ontstaan en de schade evengoed reeds voor invoer kan zijn ontstaan. Door de directeur is echter geen invoerlijst dan wel
enige andere registratie overgelegd waaruit volgt dat een (beschadigde) gitaar is ingevoerd. In beklag is verwezen naar een interne e-mail van de badmeesters van 7 april 2014 waarin is vermeld dat die ochtend de invoer van het afgelopen weekend is
opgehaald, dat daar een gitaar voor klager bij zat en dat is geconstateerd dat deze was beschadigd aan de onderkant. Nu deze e-mail dateert van enkele dagen nadat de gitaar ter invoer was aangeboden valt klagers stelling dat de gitaar onbeschadigd ter
invoer is aangeboden en door toedoen van de inrichting is beschadigd niet uit te sluiten.

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beschadiging van de gitaar in dit specifieke geval voor rekening van de directeur komt. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie zal aan klager een
tegemoetkoming toekennen van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven