Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0774/GA, 10 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/774/GA

betreft: [klager] datum: 10 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.S. van Oversteeg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 maart 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Dordrecht

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het insluiten van klager op cel tijdens het uitvallen van de arbeid.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het recht op arbeid dient uitgangspunt te zijn. Er is niet voorzien in aan andere activiteit. In plaats daarvan is klager ingesloten op cel. Het had
op
de weg van de directeur gelegen klager in de gelegenheid te stellen vrijelijk in de woon- en werkruimten te bewegen gedurende de tijd dat de arbeid had moeten plaatsvinden.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Blijkens het klaagschrift van 10 december 2014 richt de klacht zich op twee onderdelen, namelijk het uitvallen van de arbeid en het insluiten van klager op cel tijdens het uitvallen van de arbeid.

De beroepscommissie stelt voorop dat het incidenteel uitvallen van de arbeid in de onderhavige zaak een beklagwaardige beslissing van de directeur vormt. Anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld, had klager daarom in zijn klacht moeten worden
ontvangen. Het beroep dient in zoverre gegrond te worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd. Nu de directeur op grond van artikel 47, tweede lid, Pbw zorg draagt voor de beschikbaarheid van arbeid en hij
aan die wettelijk plicht door personeelsgebrek onvoldoende invulling heeft gegeven, is het beklag gegrond.

Bij de vraag of die gegrondverklaring tevens betekent dat er reden is voor een geldelijke tegemoetkoming is het volgende van belang. Of klager in aanmerking komt voor een geldelijke tegemoetkoming is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en
daartoe behoren onder meer het aanbod van een vervangende activiteit en het al dan niet incidentele karakter van het niet doorgaan van de activiteit. Ter compensatie is klager een uur extra luchten aangeboden en is het loon doorbetaald. Het uitvallen
van de arbeid gebeurt – zo begrijpt de beroepscommissie – incidenteel. Gelet hierop acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

Wat betreft het insluiten op cel gedurende het uitvallen van de arbeid, is van belang dat klager in een regime van beperkte gemeenschap verblijft. Op grond van artikel 21 van de Pbw worden gedetineerden in een dergelijk regime in de gelegenheid gesteld
gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen. Overigens houden zij zich in de voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte op. Klager klaagt over een algemeen in de inrichting
geldende regel waartegen geen beklag openstaat. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft het uitvallen van de arbeid gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij verklaart het beroep voor wat betreft het insluiten op cel gedurende het uitvallen van de arbeid ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 10 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven