Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1042/GB, 9 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1042/GB

Betreft: [klager] datum: 9 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 maart 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 23 december 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn. Op 4 juni 2015 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Middelburg, waar een regime van beperkte
gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 23 maart 2015 van de beklagcommissie bij de p.i. Alphen aan den Rijn is klagers beklag met nummers AR 2015/117 en 125 betreffende de procedure rondom de urinecontrole en de daarmee verband houdende disciplinaire straf
ongegrond
verklaard en het beklag met nummer AR 2015/118 betreffende de degradatiebeslissing gegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen tegen deze uitspraak voor wat betreft de ongegrondverklaring van de klachten met nummers AR 2015/117 en 125, maar de
beroepscommissie heeft nog geen uitspraak gedaan.

2.3. Bij uitspraak van 18 mei 2015 van de beklagcommissie bij de p.i. Alphen aan den Rijn is klagers beklag met nummer AR 2015/221 betreffende de disciplinaire straf in verband met werkweigering ongegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen tegen
deze uitspraak, maar de beroepscommissie heeft nog geen uitspraak gedaan.

2.4. Bij uitspraak van 18 mei 2015 van de beklagcommissie bij de p.i. Alphen aan den Rijn is klagers beklag met nummer 2015/245 betreffende de disciplinaire straf in verband met een te laag kreatininegehalte bij een urinecontrole ongegrond
verklaard.
Klager is in beroep gekomen tegen deze uitspraak, maar de beroepscommissie heeft nog geen uitspraak gedaan.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het primaire verzoek tot detentiefasering is op 6 februari 2015 afgewezen in verband met klagers degradatie op 29 januari 2015, vanwege slechts één disciplinaire straf op 23 januari
2015. Op 5 februari 2015 heeft de schorsingsvoorzitter het schorsingsverzoek gericht op voornoemde degradatiebeslissing toegewezen. De positieve urinecontrole is hooguit aan te merken als een incidentele terugval in middelengebruik en levert geen
‘rood’
gedrag op. Namens klager is op 12 februari 2015 tegen de beslissing van 6 februari 2015 een bezwaarschrift ingediend bij de selectiefunctionaris. In zijn beslissing op het bezwaarschrift van 30 maart 2015 heeft de selectiefunctionaris twee
disciplinaire
straffen van 25 februari en 27 februari 2015 meegewogen, hetgeen niet redelijk is nu klagers verzoek reeds op 6 februari 2015 toegewezen had moeten worden gelet op de onterechte degradatiebeslissing. Tegen de drie genoemde disciplinaire straffen is
klager in beklag gegaan en lopen derhalve beklagprocedures. Thans verblijft klager weer in een plusprogramma en zijn functioneren in de inrichting is verder uitstekend. Alle adviezen zijn positief en er staat derhalve niets in de weg aan
detentiefasering.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Op 6 februari 2015 heeft de selectiefunctionaris op grond van een positieve urinecontrole op cocaïne op 14 januari 2015 klagers verzoek afgewezen. In verband
met deze positieve urinecontrole is klager op 29 januari 2015 gedegradeerd. Het gebruik van harddrugs is grond om niet in aanmerking te komen voor fasering. De Commissie van Toezicht heeft de klacht met betrekking tot de urinecontrole ongegrond
verklaard en daarmee is vastgesteld dat klager verboden middelen heeft gebruikt. Bij de afhandeling van bezwaar wordt actuele informatie doorgaans meegewogen. Het bezwaar is ongegrond verklaard, omdat klager op 12 maart 2015 is gedegradeerd op grond
van
verschillende incidenten die hebben geleid tot disciplinaire straffen. Dat op 27 februari 2015 is vastgesteld dat klager urine heeft geproduceerd met een te laag kreatininegehalte is nog een contra-indicatie voor fasering.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Klagers beklag tegen de op grond van de positieve urinecontrole van 14 januari 2015 genomen degradatiebeslissing is gegrond verklaard. Het beroep tegen de procedure rondom voornoemde urinecontrole en de daarmee verband houdende disciplinaire
straf is nog niet behandeld. Wel wordt in aanmerking genomen dat drugsgebruik een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een z.b.b.i. Uit het selectieadvies van 2 februari 2015 blijkt dat de positieve urinecontrole op cocaïne van 14 januari 2015
gezien meerdere incidenten met betrekking tot drugs tijdens klagers detentie niet op zich staat. Nu er ten tijde van de bestreden beslissing is gebleken dat klager nog tweemaal disciplinair is gestraft, waarvan eenmaal naar aanleiding van een
urinecontrole, heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen beslissen dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een z.b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van E.M. Breugem, secretaris, op 9 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven