Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0394/TA, 16 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/394/TA

betreft: [klager] datum: 16 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 januari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], locatiemanager zorg, en [...], juridisch medewerker.
Klagers raadsman, mr. J.J. Weldam, heeft bij brief van 8 mei 2015 laten weten dat hij klager niet ter zitting van de beroepscommissie zal bijstaan.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van 23 april 2014 tot oplegging van een bezoekmaatregel, inhoudende dat klagers verloofde de toegang tot de inrichting wordt geweigerd.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de in klagers kamer aangetroffen telefoon stond het telefoonnummer van klagers verloofde. Op grond hiervan heeft de inrichting aangenomen dat
klagers verloofde betrokken was bij de invoer van de telefoon. Echter, er werden in de telefoon nog ongeveer veertig andere telefoonnummers aangetroffen waarvan in- en uitgaande gesprekken waren geregistreerd. Uit de enkele omstandigheid dat het
telefoonnummer van klagers verloofde in de bij klager aangetroffen telefoon stond, kan niet worden afgeleid dat zij betrokken is geweest bij de invoer van de telefoon. Klagers verloofde is ook niet betrokken geweest bij de invoer van de telefoon.
Klager
heeft de telefoon namelijk via een medepatiënt ingevoerd. En ook als klagers verloofde wel betrokken zou zijn geweest bij de invoer van de telefoon (quod non), valt niet in te zien waarom het opleggen van de bezoekmaatregel noodzakelijk was. Immers, de
telefoon was reeds in beslag genomen. Voorts is niet gebleken dat de inrichting minder ingrijpende alternatieven, zoals bezoek onder begeleiding, heeft overwogen alvorens zij is overgegaan tot een algehele toegangsontzegging aan klagers verloofde. Aan
de medepatiënt via wie klager de telefoon heeft ingevoerd is overigens geen maatregel opgelegd. De bestreden beslissing lijdt aan motiveringsgebreken en is onredelijk en onbillijk.

De inrichting heeft in beroep gepersisteerd bij het standpunt als ingenomen tegenover de beklagrechter en daaraan het volgende toegevoegd. Op 21 april 2014 is de inrichting benaderd door een anonieme vrouw die meldde dat zij werd gebeld door klager en
dat klagers verloofde betrokken is geweest bij de invoer van een mobiele telefoon in de inrichting. Vervolgens is op 21 april 2014 in klagers kamer een mobiele telefoon aangetroffen met daarin het telefoonnummer van zijn verloofde. Ook is geconstateerd
dat meermalen met die telefoon naar het telefoonnummer van klagers verloofde is gebeld. Voorts stonden er foto’s en filmpjes van haar in de telefoon. Omdat het vermoeden bestond dat klagers verloofde een rol heeft gehad bij de invoer van de telefoon,
wilde de inrichting met klagers verloofde in gesprek. In afwachting van dat gesprek heeft de inrichting besloten haar de toegang tot de inrichting te ontzeggen. De inrichting wilde eerst met klagers verloofde praten voordat kon worden beslist of zij
weer op bezoek mocht komen en, zo ja, of dit bezoek dan begeleid of onbegeleid diende plaats te vinden. Het gesprek met klagers verloofde is op 30 april 2014 gevoerd. Daarna is besloten de bezoekmaatregel op te heffen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat de inrichting op 21 april 2014 een anonieme melding heeft ontvangen die inhield dat klagers verloofde betrokken is geweest bij de invoer van een mobiele telefoon in de inrichting. Vast staat dat op 21
april 2014 in klagers kamer een mobiele telefoon is aangetroffen. Uit de, niet door klager weersproken, toelichting van de inrichting blijkt dat in die mobiele telefoon het telefoonnummer van klagers verloofde stond, dat met die mobiele telefoon
meermalen (zowel inkomend als uitgaand) was gebeld met het telefoonnummer van klagers verloofde en dat op die mobiele telefoon foto’s en filmpjes van klagers verloofde stonden.

Bovengenoemde omstandigheden in samenhang bezien is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichting klagers verloofde in redelijkheid heeft kunnen verdenken van betrokkenheid bij invoer van de mobiele telefoon in de inrichting. Nu het bezit van een
mobiele telefoon in de inrichting voor klager verboden is, acht de beroepscommissie begrijpelijk dat de inrichting de mogelijke betrokkenheid van klagers verloofde bij invoer van de mobiele telefoon nader heeft willen onderzoeken en daartoe met haar
een
gesprek wilde voeren. De beslissing om klagers verloofde de toegang tot de inrichting te ontzeggen totdat in een gesprek duidelijkheid was verkregen omtrent haar (eventuele) rol bij de invoer van de mobiele telefoon kan niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt.

Gebleken is dat het gesprek tussen de inrichting en klagers verloofde op 30 april 2014 heeft plaatsgevonden en dat na dit gesprek is besloten de bezoekmaatregel op te heffen. De bezoekmaatregel is aldus beëindigd op het moment dat (volgens de
inrichting) voldoende duidelijkheid was verkregen omtrent de rol van klagers verloofde bij de invoer van de mobiele telefoon. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de bezoekmaatregel niet onredelijk lang heeft voortgeduurd.

Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. Drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 16 juni 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven