Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0092/GM, 9 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/92/GM

betreft: [klager] datum: 9 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 7 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Maashegge te Overloon

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 20 december 2001 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 18 april 2002 in de penitentiaire inrichting Over Amstel te Amsterdam.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan het h.v.b. voornoemd is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 18 november 2001, betreft het niet adequaat reageren door de medische dienst op klagers rugklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn standpunt niet toegelicht.

De inrichtingsarts heeft nader aangevoerd dat klager van 9 november 2001 tot aan zijn ontslag op 4 januari 2002 niet op het spreekuur is verschenen, ondanks dat hij hiertoe uitgenodigd was.

3. De beoordeling
Uit de stukken is de beroepscommissie genoegzaam gebleken dat klager zich met zijn rugklachten heeft gewend tot de medische dienst. Door tussenkomst van de arts is klager ter nadere analyse opgenomen in het penitentiair ziekenhuis.Naar aanleiding van de gevonden afwijking is klager fysiotherapie voorgeschreven. Verder is gebleken dat klager in de periode tot aan zijn ontslag niet op het spreekuur van de arts is verschenen, ondanks dat hij hiertoe uitgenodigdwas.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 oktober 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven