Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0761/GB, 26 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/761/GB

Betreft: [klager] datum: 26 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Uygul, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 maart 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager en zijn raadsman, mr. D. Uygul, hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op 4 mei 2015 te worden gehoord door een lid van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 31 mei 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Esserheem te Veenhuizen. Op 12 januari 2015 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Leeuwarden, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 24 april, met nummer Nh 2015/000006, van de beklagcommissie bij de p.i. Veenhuizen is klagers beklag betreffende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, gedeeltelijk gegrond
verklaard. Klager en de directeur zijn beiden in beroep gekomen, waardoor deze uitspraak nog niet onherroepelijk is geworden.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Het bezwaarschrift van klager is ten onrechte ongegrond verklaard. Er is geen sprake van drie incidenten die deze overplaatsing zouden kunnen rechtvaardigen. Klager is van mening dat het eventueel frauderen bij de urinecontrole geen rol mocht spelen.
Tegen de daarvoor opgelegde disciplinaire straf heeft klager een klaagschrift ingediend. De beklagcommissie heeft die klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Klager heeft de urinecontrole toen normaal afgemaakt. Er is dus geen sprake van fraude. Het
incident van 26 december 2014 kan hem ook niet aangerekend worden. Klager is slachtoffer in deze zaak en heeft aangifte gedaan bij de politie. In deze zaak is inmiddels een aantal verdachten gehoord door de politie. Klager heeft zelf tegenover het
inrichtingspersoneel verklaard over dit voorval en niet pas na vragen van het personeel. Ook voor het te laat terugkeren van verlof op 7 december 2014 heeft klager een verklaring gegeven. Het enige incident dat had mogen worden meegewogen bij de
bestreden beslissing, was het te laat terugkeren van verlof. Dit betrof evenwel een overmachtsituatie die klager niet kan worden aangerekend. Het argument dat de begeleiding van klager geschiedt door organisaties in Leeuwarden is niet zwaarwegend
genoeg
om de beslissing te rechtvaardigen. De locatie Esserheem is niet al te ver van Leeuwarden verwijderd. Klagers detentie zal eind mei 2015 eindigen. Door de overplaatsing is klager in een strenger regime gekomen en is zijn fasering geëindigd. Ook heeft
hij de eerste twee weken in een zogenaamd ‘rood’ regime moeten verblijven en heeft hij na zijn overplaatsing geen verlof meer gekregen. De gevolgen zijn voor klager dus heel groot geweest. Klager verzoekt de beroepscommissie hem een financiële
tegemoetkoming toe te kennen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Tijdens klagers verblijf in Esserheem hebben zich diverse incidenten voorgedaan. Gelet op klagers beperkte vermogens zijn niet alle incidenten steeds gerapporteerd. Gerapporteerd werd wel dat klager op 7 december 2014 te laat terugkeerde van regimair
verlof omdat hij in de bus in slaap zou zijn gevallen. De verklaring die hij daaromtrent aan zijn raadsman heeft gegeven is kennelijk een andere geweest. Tijdens een verlof heeft er een schietincident plaatsgevonden waarover klager pas na doorvragen in
de inrichting een verklaring heeft gegeven. Hij bleek een kogeltje in zijn hand te hebben gekregen. Tenslotte fraudeerde klager in december 2014 bij een urinecontrole. Voormelde feiten waren aanleiding voor een terugplaatsing van klager vanuit een zeer
beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) naar een normaal beveiligde inrichting. Indien de beklagcommissie zou oordelen dat klager ten onrechte is beschuldigd van fraude bij de urinecontrole, dan kan worden bezien of hij alsnog in aanmerking komt voor
detentiefasering.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Leeuwarden is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient in beginsel te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. In het kader van het beleidsprogramma “Dagprogramma, beveiliging en toezicht op
maat” (DBT) kan een gedetineerde in aanmerking komen voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
Klager verbleef in een zeer beperkt beveiligde inrichting. Naar aanleiding van (met name) de verdenking van fraude bij een urinecontrole is klager teruggeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting.

Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris, waaronder begrepen het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem, wordt voldoende aannemelijk dat klager heeft geprobeerd fraude te plegen bij een urinecontrole, terwijl hij daarnaast nog
een aantal andere gedragingen heeft vertoond die niet stroken met een (langer) verblijf in een minder beveiligde inrichting. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris,
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven