Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0075/SGA, 15 januari 2015, schorsing
Uitspraakdatum:15-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/75/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 15 januari 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, tevens klaagschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Leeuwarden.

Verzoeker vraagt - zo verstaat de voorzitter - om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 13 januari 2015, inhoudende de
oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen, ingaande op 13 januari 2015 om 14.15 uur en eindigende op 18 januari 2015 om 14.15 uur, wegens het plegen van fysiek geweld richting een
medegedetineerde.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 15 januari 2015. De secretaris van de beklagcommissie bij voormelde p.i. heeft aangegeven het schorsingsverzoek als klacht te zullen inboeken.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen blijkt dat verzoeker op 12 januari 2015 een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen is opgelegd teneinde nader onderzoek te kunnen doen naar een
incident dat plaatshad op 11 januari 2015 waarbij verzoeker een medegedetineerde zou hebben mishandeld. Omdat na onderzoek voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker fysiek heeft deelgenomen aan de mishandeling is hem vervolgens op 13 januari 2015
een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Omdat verzoeker al sinds 11 januari 2015 in een strafcel zou verblijven, heeft de directeur verzoeker feitelijk vijf dagen strafcel opgelegd en zal op 18 januari 2015 een
einde komen aan de tenuitvoerlegging van deze straf. Uit de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing blijkt dat verzoeker voorafgaand aan het nemen van de disciplinaire straf niet is gehoord, terwijl bovendien uit het ook aan de
disciplinaire straf ten grondslag liggende verslag niet is gebleken dat dit verslag aan verzoeker is aangezegd. Nu horen op grond van artikel 57 van de Pbw verplicht is voorgeschreven bij een beslissing als de onderhavige en bovendien op grond van het
bepaalde in de artikelen 50 en 51 van de Pbw geen disciplinaire straf kan worden opgelegd indien het daaraan ten grondslag liggende verslag niet is aangezegd, is die beslissing genomen in strijd met de wet en komt de tenuitvoerlegging daarvan voor
schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 15 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven