Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0101/TA, 8 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:08-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/101/TA

betreft: [klager] datum: 8 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 december 2014 van de beklagcommissie bij FPC de Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. drs. S.B.J. Hiemstra, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
juridisch
medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een maatregel van afzondering van 17 augustus 2014 en een maatregel van afdelingsarrest van 20 augustus 2014;
b.de interne overplaatsing naar de afdeling Rozenbeek op 27 oktober 2014;
c. een maatregel van afzondering van 27 oktober 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten aanzien van de maatregel van afzondering van 17 augustus 2014 is onvoldoende vast komen te staan dat klager de orde of veiligheid in de
inrichting in gevaar heeft gebracht. De maatregelen zijn opgelegd vanwege een strafbaar feit dat door klager wordt ontkend. De verdenking rechtvaardigt niet de opgelegde maatregelen. Klager voelt zich bij voorbaat door de inrichting veroordeeld,
terwijl
de strafzaak nog lopende is. Klager is verder niet grensoverschrijdend geweest. De afzondering was niet noodzakelijk. Het vorenstaande geldt ook voor het opgelegde afdelingsarrest. Een verbetering van het contact met sociotherapie vormt geen grond voor
het opleggen van deze maatregel. Door de interne overplaatsing wordt klager beperkt in zijn recht op behandeling. De afdeling is niet aangewezen als intensieve zorgafdeling, maar functioneert wel als zodanig. Hij kan bijvoorbeeld niet op verlof. Klager
ontkent dat zijn gedrag ontwrichtend werkt op de afdeling. Klager is na het incident anders door de staf benaderd. Klager is na de overplaatsing naar de afdeling Rozenbeek op afzondering geplaatst. Deze maatregel is disproportioneel. Klager ontkent dat
hij grensoverschrijdend was op de oude afdeling. Dit staat dus los van de nieuwe afdeling.De strafzaak is inmiddels geseponeerd omdat niet kon worden vastgesteld dat klager het heeft gedaan. De facto heeft klager op de afdeling Rozenbeek geen
behandeling gekregen, omdat er verschil van mening bestond over het incident. Hij verbleef langdurig op zijn kamer in verband met de afzondering. Met klager is alleen gesproken over regels en structuur. Klager ontkent dat hij seksueel overschrijdend
gedrag heeft laten zien. Klager gebruikte schuttingstaal zoals ‘kut’ en ‘lul’.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De Officier van Justitie zegt dat het strafbaar feit bewijsbaar is. De zaak is voorwaardelijk geseponeerd met een proeftijd van
twee jaren. De afzonderingsmaatregel van 17 augustus 2014 is omgezet naar een afdelingsarrest omdat klager beter in contact was met het personeel. De afdeling Rozenbeek is geen afdeling voor intensieve zorg. In zoverre moet klager niet-ontvankelijk in
zijn beklag worden verklaard. Klagers recht op behandeling is niet geschonden. Aan klager is juist meer zorg geboden. De afdeling Rozenbeek is een afdeling met meer structuur, maar het betreft geen sterretjesafdeling. Doel was hem te stabiliseren en zo
snel mogelijk over te plaatsen naar een reguliere afdeling. De maatregel van afzondering van 27 oktober 2014 is op 29 oktober 2014 in de ochtend beëindigd. De stapeling ziet alleen op de combinatie van afzondering en separatie of rode kaart en
afdelingsarrest. Klager kan derhalve niet in zijn beklag worden ontvangen. Het grensoverschrijdende gedrag betrof seksueel getinte opmerkingen en bewegingen.

3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 58, vijfde lid, van de Bvt moet het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. Een na afloop van deze termijn
ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.
Aan klager is op 17 augustus 2014 een maatregel van afzondering opgelegd, die diezelfde dag aan klager is uitgereikt. Het namens klager ingediende klaagschrift tegen die oplegging is gedateerd op 27 augustus 2014 en blijkens de uitspraak van de
beklagcommissie op diezelfde dag ontvangen op het secretariaat van de beklagcommissie. Het klaagschrift is derhalve te laat ingediend. Door klager zijn geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het verzuim verschoonbaar
is. Daarom kan klager niet worden ontvangen in dit onderdeel van het beklag. Dit betekent dat de juistheid van de grond voor de maatregel van afzondering niet meer ter discussie staat.

De maatregel van afzondering is op 20 augustus 2014 omgezet in een maatregel van afdelingsarrest omdat de contactmomenten met klager goed verliepen. Blijkens de schriftelijke mededelingen van de afzondering en het afdelingsarrest is de grondslag
onveranderd gebleven, namelijk de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Zoals hiervoor is overwogen staat de juistheid van die grondslag niet meer ter discussie. Hetgeen in beroep is aangevoerd over het afdelingsarrest kan naar het
oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Klager is intern overgeplaatst naar de afdeling Rozenbeek, die niet is aangewezen als een afdeling voor intensieve zorg in de zin van artikel 32 van de Bvt. Klager stelt dat door zijn overplaatsing naar de afdeling Rozenbeek zijn recht op behandeling
wordt geschonden. Gelet op artikel 56, eerste lid, onder e, van de Bvt is een vermeende schending van een recht beklagwaardig. De beklagcommissie heeft derhalve terecht klager ontvangen in zijn beklag. Evenals de beklagcommissie vindt de
beroepscommissie dat niet is gebleken dat klager geen behandeling heeft ontvangen. Op de afdeling Rozenbeek ontving klager meer structuur en is toegewerkt naar een terugplaatsing naar een reguliere afdeling. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond
worden verklaard.

c.
Op grond van artikel 57, derde lid, van de Bvt staat tegen een beslissing tot afzondering en de duur van de afzondering beklag open, nadat de afzondering twee dagen heeft geduurd. Op grond van het vierde lid van dit artikel blijft de dag waarop de
beslissing is genomen buiten beschouwing. Aan klager is op 27 oktober 2014 een maatregel van afzondering opgelegd, die op 29 oktober 2014 in de ochtend is beëindigd. Gelet hierop kan klager niet worden ontvangen in zijn beklag. Van een cumulatie van
maatregelen waardoor van een langere duur kan worden uitgegaan, is in dit geval geen sprake.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie wat betreft onderdeel a over de afzonderingsmaatregel van 17 augustus 2014 en onderdeel c van het beklag en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in deze onderdelen van het beklag.
Zij verklaart het beroep voor wat betreft onderdeel a over het afdelingsarrest van 20 augustus 2014 en onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. Drs. L.C. Mulder en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 8 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven