Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0697/TP, 11 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/697/TP

betreft: [klager] datum: 11 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 28 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormevrouw mr. M.L. Tuijnenburg Muijs, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw voornoemd om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 30 maart 2002 verlengd tot 28 juni 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 20 maart 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
Bij brief van 21 september 2001 heeft de Minister klager medegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 4 april 2001 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevensopgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 13 maart 2002, uitgereikt aan klager op 21 maart 2002, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 30 maart 2002 metdrie maanden is verlengd tot 28 juni 2002. Klager is terzake niet gehoord.
De datum van invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 3 mei 2002.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Rijnmond, locatie Noordsingel, te Rotterdam. De Minister heeft beslist klager te plaatsen in TBS-Kliniek De Kijvelanden. Deze plaatsing was ten tijde van het beroep nog nietgerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is sedert 5 juli 2000 gedetineerd. Sedert 4 april 2001 komt hij in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs. Na langdurig verblijf in een afzonderingsruimte verblijft hij thans op de IndividueleBegeleidingsafdeling (IBA). Voor klagers toestand wordt verwezen naar de rapportage van de inrichtingspsycholoog en van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD). Klager lijdt aan paranoïde schizofrenie, waardoor hij chronischpsychotisch is. Hoewel de Minister hiervan kennis draagt, handelt hij onzorgvuldig door geen inhoud te geven aan zijn onderzoeksplicht in dezen. Immers een huis van bewaring (h.v.b.) biedt geen adequate behandeling. Evenmin heeft deFPD klager met het oog op de te nemen verlengingsbeslissing onderzocht. Een wachttermijn van meer dan een jaar is, gelet op klagers psychische conditie, onredelijk en onbillijk.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu klager niet is gehoord.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Klager verblijft op de IBA van het h.v.b. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan debestreden beslissing geen signalen omtrent detentieongeschiktheid vanuit het h.v.b. ontvangen. Terzake van klagers psychische conditie verwijst de raadsvrouw naar twee niet recente medische verklaringen, te weten van 14 en 20 juli2000, waaruit overigens niet blijkt dat klager detentieongeschikt zou zijn. De gestelde onderzoeksplicht van de Minister betreffende de detentiegeschiktheid krijgt vorm in het beleid dat op instigatie van de inrichting van verblijfzonodig stappen worden ondernomen tot een versnelde plaatsing. De inrichting kan door het dagelijkse contact met klager als geen ander een eventuele achteruitgang in zijn psychische conditie beoordelen.

4. De beoordeling
Klager is bij brief d.d. 13 maart 2002 geïnformeerd over de verlenging van de wachttermijn met ingang van 30 maart 2002. Klager is niet gehoord.
Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de (op 1 oktober 2000 inwerkinggetreden) Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde hoorplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient debeslissing van de Minister tot verlenging van de wachttermijn op formele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klager was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Op dat moment lag de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een penitentiaireinrichting (p.i.) ten grondslag en niet de hem tevens opgelegde tbs; deze was nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een zodanigepsychische conditie van klager dat een langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden een plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

Uit de medische verklaring d.d. 6 mei 2002 van de FPD Dordrecht en Rotterdam te Rotterdam blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in het h.v.b. als onverantwoordmoest worden beschouwd. Er bestond derhalve ten tijde het nemen van de bestreden beslissing geen aanleiding om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 30maart 2002 tot 3 mei 2002, de ingangsdatum van de tbs.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfde lid,Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsingin een tbs-inrichting wordt verlengd van 30 maart 2002 tot 3 mei 2002.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 11 oktober2002

secretaris voorzitter

Naar boven