Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4748/GA, 18 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:18-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4748/GA

betreft: [klager] datum: 18 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Kok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 november 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. C. Dirkzwager, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almere, en [...], hoofd algemene zaken bij de p.i. Almere.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing om klager arbeidsongeschikt te verklaren;
b. de weigering om aan klager vervangende arbeid aan te bieden;
c. het als arbeidsongeschikte tijdens de arbeidsuren worden ingesloten.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De arbeidsongeschiktheid van klager had tussentijds getoetst kunnen worden. Op 21 januari 2014 werd klager naar de gevangenis overgeplaatst en
arbeidsgeschikt verklaard. Klager heeft alsnog beklag ingesteld, omdat hij toen pas besefte dat hij al die tijd ten onrechte arbeidsongeschikt was verklaard en ten onrechte was ingesloten. Tevens is aan klager geen vervangende arbeid geboden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het destijds geldende beleid in het huis van bewaring hield in dat een arbeidsongeschikte de eerste zes weken niet werd uitgesloten tijdens de
arbeidsuren. Voor wat betreft klagers arbeidsongeschiktheidsverklaring had hij een second opinion kunnen aanvragen. Tevens had klager het initiatief kunnen nemen om naar de mogelijkheid van vervangende arbeid te vragen. Klager heeft pas op 3 februari
2014 geklaagd, terwijl hij op 21 januari 2014 is overgeplaatst.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. en c. overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit het klaagschrift volgt dat de beslissing om klager arbeidsongeschikt te verklaren aan het eind van de maand oktober 2013 is genomen. Het beklag richt
zich tegen de daaropvolgende periode waarin klager geen vervangende arbeid kreeg aangeboden en als arbeidsongeschikte werd ingesloten tijdens arbeidsuren. Het klaagschrift dateert van 3 februari 2014. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient
het klaagschrift uiterlijk te worden ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk,
indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager zijn beklag niet tijdig heeft ingediend. Van omstandigheden waaruit kan worden afgeleid
dat de overschrijding van de beklagtermijn klager niet kan worden aangerekend, is niet gebleken. Om die reden is klager
niet-ontvankelijk in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beslissing om klager arbeidsongeschikt te verklaren wordt genomen door de inrichtingsarts. Tegen een dergelijke beslissing kan beroep worden ingesteld
middels
een speciaal daarvoor bestemde beroepsprocedure (art. 28 van de Penitentiaire Maatregel).
Om die reden is klager niet-ontvankelijk in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a, b en c ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 18 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven