Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1788/TP, 2 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1788/TP

betreft: [klager] datum: 2 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 25 september 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn voornoemde raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Door een betreurenswaardige miscommunicatiewordt eerst thans op het beroep beslist, voor welke vertraging de beroepscommissie haar verontschuldigingen aanbiedt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 6 oktober 2001 verlengd tot en met 3 januari 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 9 januari 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de penitentiaire inrichting (p.i.) De Geniepoort teAlphen aan den Rijn.
De Minister heeft bij brief van 12 september 2001 aan klager mededeling gedaan van de bestreden beslissing. Een datumstempel van het Bureau Sociale Dienstverlening (BSD) van voormelde p.i. op deze brief geeft aan dat deze op 19september 2001 aan klager is uitgereikt. Het horen van klager over de bestreden beslissing heeft, blijkens een zogeheten hoorformulier TBS-passanten opgemaakt door genoemde BSD, op 4 september 2001 plaatsgehad.
Klager is op 8 oktober 2001 geplaatst in de TBS-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal..

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is het er niet mee eens dat hij zo lang moet wachten op plaatsing in een tbs-kliniek. Als de onderhavige verlengingsbeslissing ten uitvoer wordt gelegd bedraagt zijn wachttijd bijna 12 maanden. Klager weet dat een wachttijdtot 12 maanden door de beroepscommissie wordt geaccepteerd.
Op het moment dat klagers tbs onherroepelijk werd was hij op vrije voeten. Het heeft nog geruime tijd geduurd voordat hij werd aangehouden. In de tussentijd heeft hij een maatschappelijk leven opgebouwd en geen nieuwe strafbarefeiten gepleegd. Door zijn passantentermijn wordt alles afgebroken wat hij had opgebouwd, zonder dat er sprake is van effectieve daadwerkelijke behandeling. Dit valt klager extra zwaar.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, omdat klager tijdig is gehoord en de beslissing tijdig aan hem is medegedeeld.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager 9 maanden op een gewone afdelingvan een p.i. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestond geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Alleen in zeer bijzondere gevallen wordt van deze volgordeafgeweken, namelijk wanneer de psychische conditie van de tbs-gestelde zodanig is dat de situatie in de p.i. onhoudbaar is en/of van detentieongeschiktheid moet worden gesproken. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissinghad de Minister daaromtrent geen signalen vanuit de p.i. van klagers verblijf ontvangen. Ten aanzien van klager was dan ook niet gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst.Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d. 5 september 2001 was klagers psychische conditie op dat moment niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een p.i. moest worden aangemerkt.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een p.i. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 5 september 2001 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Den Haag kan niet worden opgemaakt dat de psychische conditie van klager op 4 september 2001 van dien aard was dat een verder verblijfin een p.i. als onverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn van 6 oktober 2001 tot 8 oktober 2001, de datum van klagers plaatsing in TBS-kliniek DeKijvelanden, niet in strijd is met de wet.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 2 oktober 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven