Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1202/GA, 7 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1202/GA

betreft: [klager] datum: 7 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de Hoogvliet SOV te Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak d.d. 7 juni 2002 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 september 2002, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam te Amsterdam, is gehoord klager.
De directeur van de Hoogvliet SOV heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het moeten dragen van een riem en handboeien tijdens transport naar het ziekenhuis.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur van de Hoogvliet SOV heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is niet betrokken geweest bij de wijze waarop klager is vervoerd naar het ziekenhuis. Desgevraagd heeft de directeur tegenover de medewerkers van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) aangegeven dat klager binnen deinrichting niet echt gemakkelijk was in de omgang. De beslissing om klager met handboeien en een riem te vervoeren is een beslissing van de wagencommandant. De directeur heeft daar geen invloed op gehad.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is het eens met de uitspraak van de beklagcommissie. Hij verbleef toentertijd in de SOV van de Stadsgevangenis te Rotterdam. Klager werd daar behandeld als een echte crimineel. Ook kreeg hij, zonder zijn toestemming daarvoorte hebben gegeven, allerlei medicijnen toegediend. De beklagcommissie van die locatie is volgens klager niet onpartijdig. Terwijl klager buiten de zaal op de behandeling van zijn beklag zat te wachten, was de directeur binnen bijde beklagcommissie. Klager heeft het idee dat daar alvast een en ander bekonkeld werd. Klager wilde niet naar het ziekenhuis met handboeien en een riem. Iedereen kon hem dan zo zien lopen. Klager wil echter niet bestempeld wordenals zware crimineel. Tenslotte verbleef hij slechts in een SOV.

3. De beoordeling
Klager zou op of omstreeks 4 februari 2002 worden vervoerd naar het ziekenhuis. Bij dat vervoer zou klager handboeien en een riem omgelegd krijgen. Klager heeft daarop afgezien van het vervoer naar het ziekenhuis. De directeur heeftin beklag en beroep aangegeven dat de toepassing van (dwang)maatregelen als de onderhavige geschiedt in opdracht van de wagencommandant en dat de directeur daarvoor niet aansprakelijk kan worden gehouden.
In de Regeling Inrichtingsvervoer d.d. 1 februari 1998 (nr. 671238/97/DJI) wordt onder inrichtingsvervoer van justitieel ingeslotenen verstaan het transport anders dan in het kader van de rechtsgang en ter overplaatsing. Dit vervoerwordt gerekend tot de taak van de inrichting en een en ander komt voor haar rekening; de omstandigheid dat de uitvoering van dat inrichtingsvervoer ook kan geschieden door tussenkomst van de DV&O doet daaraan niet af. Vervoer in hetkader van een medische (be)handeling in een ziekenhuis valt daarom onder het begrip inrichtingsvervoer.
De beslissing om aan klager tijdens het vervoer naar het ziekenhuis handboeien en of een riem om te leggen is daarom een beslissing van de directeur van de locatie Stadsgevangenis SOV en die beslissing is klachtwaardig. Deomstandigheid dat die beslissing zou zijn genomen door een met het vervoer belaste medewerker van DV&O, maakt zulks niet anders.
Nu niet aannemelijk is geworden dat toepassing van de onderhavige dwangmiddelen tijdens het vervoer van klager waren geïndiceerd, is het beklag gegrond. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een anderebeslissing dan die van de beklagcommissie. Met de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat er in dit geval aanleiding bestaat om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie zal de uitspraak van debeklagcommissie daarom met wijziging van gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooijman en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 oktober 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven