Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4086/TA, 10 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4086/TA

betreft: [klager] datum: 10 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 oktober 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...] en [...], beiden jurist.
Klager en zijn raadsman mr. J.J. Weldam hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie; klagers raadsman heeft op de dag van de zitting verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het door de voorportier niet opmerken van een mobiele telefoon in de tas van klagers vrouw waardoor haar bezoek aan klager (toen het apparaat wel gevonden werd) voortijdig is beëindigd.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in het beroepschrift het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Vanuit zijn stoornis is klager in het klaagschrift uitgebreid ingegaan op het handelen van de voorportier. De klacht is echter niet gericht
tegen de bejegening door de voorportier, maar tegen het beëindigen van het bezoek van klagers vrouw. Dit betreft een beperking waartegen op grond van artikel 56, eerste lid, onder c, Bvt beklag open staat.

Klagers raadsman heeft op 14 januari 2015 per e-mail verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep nu klager nog niet klaar was op het moment dat DV&O hem kwam ophalen en DV&O zonder klager is vertrokken, en klager aanwezig wenst te zijn bij
de behandeling van zijn beroep ter zitting.

Namens het hoofd van de inrichting is ter zitting over het verzoek om aanhouding van klager het volgende meegedeeld. Klager is in de ochtend van 13 januari 2015 afgezonderd in de herstelkamer vanwege een positieve urinecontrole. Die dag heeft DV&O
doorgegeven hoe laat klager de volgende dag voor vervoer naar de zitting van de beroepscommissie zou worden opgehaald, welk tijdstip aan klager is gemeld. Klager had toestemming om naar de zitting te gaan. Toen op 14 januari 2015 tegen klager werd
gezegd dat DV&O klaar stond, meldde klager dat hij eerst nog een sigaret wilde roken. Dat is hem niet toegestaan, waarop klager aangaf dat het voor hem niet meer hoefde.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers vrouw is eerder betrokken geweest bij de invoer van een mobiele telefoon. Met haar is toen besproken dat zij de
bezoekregels
in acht moet nemen. Dat is goed gegaan tot zaterdag 16 augustus 2014. Als toen tijdig door de voorportier was gezien dat klagers vrouw een mobiele telefoon bij zich had, had vóór het bezoek eerst een gesprek met haar plaatsgevonden. Er is geen sprake
van schending van klagers recht op één uur bezoek per week, nu klagers vrouw de week daarvoor vele malen klager heeft bezocht, als ook op 20 augustus 2014.

3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst het vlak voor aanvang van de zitting gedane verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep (en drie andere beroepszaken van klager) af, nu zowel klager als zijn raadsman er zelf voor hebben gekozen niet ter zitting
aanwezig te zijn terwijl moet worden aangenomen dat zij daartoe wel in staat waren en klager daartoe in de gelegenheid is gesteld.

Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk dat het bezoek van klagers vrouw aan klager op zaterdag 16 augustus 2014 voortijdig is beëindigd en dat de klacht daartegen is gericht. Volgens artikel 56, eerste lid, onder c,
Bvt staat tegen een dergelijke op artikel 37, zesde lid, Bvt gebaseerde beslissing beklag open, zodat klager in zijn klacht ontvangen had moeten worden.

Uit namens het hoofd van de inrichting ter zitting afgelegde verklaring komt naar voren dat het bezoek van klagers vrouw is beëindigd nadat was ontdekt dat klagers vrouw tijdens het bezoek tegen de haar bekende regels in opnieuw een mobiele telefoon in
haar tas meevoerde.
De bestreden beslissing is niet in strijd met de wet en is, gelet op het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, niet onredelijk of onbillijk. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. C.W. van der Meer en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven